ECLI:NL:HR:2007:BA1637
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- A.J.A. van Dorst
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen en de rol van het openbaar ministerie in het strafproces
In deze zaak gaat het om een beklagprocedure betreffende de teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen. De Hoge Raad behandelt het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Maastricht, die het beklag van de klaagster ongegrond had verklaard. De klaagster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. B.G.J. de Rooij, had verzocht om de teruggave van geldbedragen die in beslag waren genomen in het kader van een strafrechtelijk onderzoek. De Officier van Justitie had in raadkamer aangegeven dat het onderzoeksbelang zich niet langer verzette tegen de teruggave van de inbeslaggenomen voorwerpen. De rechtbank oordeelde echter dat er geen last tot teruggave zou worden gegeven, omdat er een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel zou worden ingediend.
De Hoge Raad oordeelt dat de rechtbank een onjuiste maatstaf heeft aangelegd bij de beoordeling van het beklag. Volgens artikel 116, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering dient het openbaar ministerie de inbeslaggenomen voorwerpen terug te geven zodra het belang van de strafvordering zich daartegen niet meer verzet. De Hoge Raad concludeert dat de rechtbank het beklag gegrond had moeten verklaren, aangezien de Officier van Justitie had aangegeven dat het onderzoeksbelang niet langer tegen teruggave verzet. De beslissing van de rechtbank wordt vernietigd en de zaak wordt terugverwezen naar de Rechtbank te Maastricht voor een nieuwe behandeling van het beklag.
Deze uitspraak benadrukt de rol van het openbaar ministerie in het strafproces en de verplichting van de rechter om te beslissen op basis van de informatie die door het openbaar ministerie wordt verstrekt. De Hoge Raad stelt dat de rechtbank niet had mogen volstaan met de mededeling van de Officier van Justitie dat er conservatoir beslag zou worden gelegd, aangezien de wet hierin niet voorziet. De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de behandeling van beklagprocedures in het strafrecht.