ECLI:NL:HR:2007:BA0875
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Uitlevering aan Moldavië en de gevolgen van foltering voor de uitlevering
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 juni 2007 uitspraak gedaan over de uitlevering van een opgeëiste persoon aan Moldavië. De opgeëiste persoon, geboren in 1966, was ten tijde van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Lelystad'. Het beroep in cassatie was ingesteld door de opgeëiste persoon, die zich verzet tegen de uitlevering op grond van het verweer dat hij in Moldavië gefolterd zou zijn. De advocaat van de opgeëiste persoon, mr. M.A.C. van Overmeire-de Vilder, heeft in de schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De waarnemend Advocaat-Generaal Bleichrodt heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Rechtbank te Amsterdam had eerder op 21 september 2006 het verzoek tot uitlevering van de Republiek Moldavië toelaatbaar verklaard. De verdediging voerde aan dat de opgeëiste persoon in strijd met artikel 3 van het EVRM aan marteling was onderworpen en dat de uitlevering daarom ontoelaatbaar moest worden verklaard. De rechtbank verwierp dit verweer, omdat er onvoldoende bewijs was dat de opgeëiste persoon daadwerkelijk gefolterd was. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en oordeelde dat de beoordeling van de vraag of de opgeëiste persoon na uitlevering risico loopt op foltering, voorbehouden is aan de Minister van Justitie.
De Hoge Raad benadrukte dat indien vaststaat dat de opgeëiste persoon door functionarissen van de verzoekende staat is gefolterd, de uitlevering ontoelaatbaar moet worden verklaard. Echter, in deze zaak was niet aannemelijk gemaakt dat de opgeëiste persoon in verband met de uitlevering aan foltering was blootgesteld. De Hoge Raad verwierp het beroep en oordeelde dat de bestreden uitspraak van de Rechtbank niet onbegrijpelijk was. De beslissing van de Hoge Raad is van belang voor de toepassing van de Uitleveringswet en de bescherming van fundamentele rechten van opgeëiste personen.