ECLI:NL:HR:2007:BA0864
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot het horen van een getuige in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 mei 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte was eerder veroordeeld voor overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij het Hof de verdachte twee maanden hechtenis oplegde, waarvan één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en tevens de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van één jaar ontzegde. De verdediging had in hoger beroep verzocht om het horen van een getuige, namelijk een anonieme informant, maar het Hof heeft dit verzoek kennelijk opgevat als een voorwaardelijk verzoek, afhankelijk van het gebruik van een proces-verbaal voor bewijsdoeleinden. Aangezien het Hof dit proces-verbaal niet voor het bewijs heeft gebruikt, was het niet verplicht om op het verzoek tot het horen van de getuige te beslissen. De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het Hof niet onbegrijpelijk was en dat het verzoek niet leidde tot cassatie. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, omdat geen van de ingediende middelen tot cassatie konden leiden en er geen grond was voor ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak.