ECLI:NL:HR:2007:BA0862
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- A.J.A. van Dorst
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Dwang tot het dulden van ontuchtige handelingen en de uitleg van feitelijkheden in art. 246 Sr
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 mei 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was veroordeeld voor feitelijke aanranding van de eerbaarheid, waarbij het hof had geoordeeld dat het slachtoffer, een 77-jarige vrouw, door de verdachte was gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen. De verdachte, 27 jaar oud ten tijde van het feit, had op 3 juli 2004 de woning van het slachtoffer onverhoeds binnengelopen en was doorgegaan met zijn handelingen ondanks herhaalde verzoeken van het slachtoffer om te stoppen. De Hoge Raad oordeelde dat het hof niet onjuist had geoordeeld over de uitleg van de term 'feitelijkheid' in artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht. De bewezenverklaring was voldoende gemotiveerd en de omstandigheden van de zaak, waaronder het leeftijdsverschil tussen de verdachte en het slachtoffer, waren van belang voor de beoordeling. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en verminderde deze tot negen maanden en een week. Het beroep werd voor het overige verworpen.