ECLI:NL:HR:2007:BA0482

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01152/06 B
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over teruggave van inbeslaggenomen auto aan derde

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 juni 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de teruggave van een inbeslaggenomen auto. De zaak betreft een beklag dat was ingediend door de klager, geboren in 1983 en wonende te [woonplaats], tegen een beschikking van de Rechtbank te Maastricht van 2 maart 2006. De Rechtbank had het beklag ongegrond verklaard en gelast dat de inbeslaggenomen auto aan [betrokkene 1] zou worden teruggegeven. De klager was van mening dat de auto aan hem teruggegeven diende te worden, en zijn advocaat, mr. J.L.E. Marchal, heeft middelen van cassatie voorgesteld.

De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden beschikking zou moeten vernietigen, maar alleen voor zover het de teruggave aan [betrokkene 1] betreft. De Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd en de beschikking van de Rechtbank vernietigd, maar het beroep voor het overige verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank niet de bevoegdheid had om de teruggave van de inbeslaggenomen auto aan een derde te gelasten, aangezien de wet in de beklagprocedure niet voorziet in een dergelijke mogelijkheid. Dit oordeel is gebaseerd op de relevante artikelen van het Wetboek van Strafvordering, met name artikel 552a.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de Rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat [betrokkene 1] als rechthebbende op de auto kon worden aangemerkt, zonder dat er een klaagschrift van [betrokkene 1] aanwezig was. De Hoge Raad heeft de beschikking van de Rechtbank vernietigd voor zover deze de teruggave aan [betrokkene 1] gelastte, maar het beroep van de klager voor het overige verworpen. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van een correcte toepassing van de wetgeving omtrent inbeslaggenomen goederen en de rechten van de betrokken partijen.

Uitspraak

19 juni 2007
Strafkamer
nr. 01152/06 B
JB/SB
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Maastricht van 2 maart 2006, nummer RK 05/465, op een beklag als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[klager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden beschikking
De Rechtbank heeft ongegrond verklaard het door [klager] ingediende beklag strekkende tot teruggave aan hem van de in bovenstaande beschikking omschreven personenauto en de teruggave gelast aan [betrokkene 1] van het inbeslaggenomene.
2. Geding in cassatie
2.1. Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft mr. J.L.E. Marchal, advocaat te Maastricht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden beschikking zal vernietigen, maar alleen voor zover daarbij de teruggave van de inbeslaggenomen auto aan [betrokkene 1] is gelast, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2.2. De Hoge Raad heeft kennisgenomen van het schriftelijk commentaar van de raadsman op de conclusie van de Advocaat-Generaal.
3. Beoordeling van de middelen
3.1. De middelen klagen dat de Rechtbank de inbeslaggenomen auto aan de klager had dienen terug te geven en dat haar oordeel dat de auto aan [betrokkene 1] dient te worden teruggegeven getuigt van een onjuiste rechtsopvatting, althans ontoereikend is gemotiveerd.
3.2. Het oordeel van de Rechtbank komt erop neer dat niet de klager - beslagene - maar [betrokkene 1] redelijkerwijs als rechthebbende op de inbeslaggenomen auto dient te worden aangemerkt. Dat oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting, terwijl het evenmin onbegrijpelijk is. Van dat oordeel uitgaande heeft de Rechtbank het beklag terecht ongegrond verklaard. In zoverre faalt het middel.
3.3. Bij de stukken van het geding bevindt zich niet een klaagschrift van [betrokkene 1]. De wet kent wat betreft de beklagprocedure als bedoeld in het vierde boek, Titel IX Sv, anders dan in HR 10 mei 1994, LJN ZC9727, NJ 1994, 642, onder de toenmalige wetgeving is aangenomen, niet de mogelijkheid van een last tot teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen aan een ander dan degene die een klaagschrift strekkende tot teruggave heeft ingediend (vgl. HR 26 november 2002, LJN AE6595). De Rechtbank had dus niet een last tot teruggave aan [betrokkene 1] mogen geven. In zoverre kan de bestreden beschikking niet in stand blijven.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden beschikking ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden beschikking, doch uitsluitend voor zover daarin de teruggave is gelast van de inbeslaggenomen auto aan [betrokkene 1];
verwerpt het beroep voor het overige.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema, A.J.A. van Dorst, B.C. de Savornin Lohman en W.A.M. van Schendel, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 juni 2007.