ECLI:NL:HR:2007:BA0482
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Cassatie over teruggave van inbeslaggenomen auto aan derde
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 juni 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de teruggave van een inbeslaggenomen auto. De zaak betreft een beklag dat was ingediend door de klager, geboren in 1983 en wonende te [woonplaats], tegen een beschikking van de Rechtbank te Maastricht van 2 maart 2006. De Rechtbank had het beklag ongegrond verklaard en gelast dat de inbeslaggenomen auto aan [betrokkene 1] zou worden teruggegeven. De klager was van mening dat de auto aan hem teruggegeven diende te worden, en zijn advocaat, mr. J.L.E. Marchal, heeft middelen van cassatie voorgesteld.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden beschikking zou moeten vernietigen, maar alleen voor zover het de teruggave aan [betrokkene 1] betreft. De Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd en de beschikking van de Rechtbank vernietigd, maar het beroep voor het overige verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank niet de bevoegdheid had om de teruggave van de inbeslaggenomen auto aan een derde te gelasten, aangezien de wet in de beklagprocedure niet voorziet in een dergelijke mogelijkheid. Dit oordeel is gebaseerd op de relevante artikelen van het Wetboek van Strafvordering, met name artikel 552a.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de Rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat [betrokkene 1] als rechthebbende op de auto kon worden aangemerkt, zonder dat er een klaagschrift van [betrokkene 1] aanwezig was. De Hoge Raad heeft de beschikking van de Rechtbank vernietigd voor zover deze de teruggave aan [betrokkene 1] gelastte, maar het beroep van de klager voor het overige verworpen. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van een correcte toepassing van de wetgeving omtrent inbeslaggenomen goederen en de rechten van de betrokken partijen.