ECLI:NL:HR:2007:BA0426
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Oordeel over de toepassing van assimilatiebelichting in strijd met vergunningsvoorwaarden onder de Natuurbeschermingswet
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juni 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, een vennootschap onder firma, was beschuldigd van het opzettelijk overtreden van de voorwaarden die waren gesteld bij de vergunning voor de aanleg van een glastuinbouwcomplex in de Eerste Bathpolder, zoals vastgelegd in de Natuurbeschermingswet. De verdachte had in de periode van 29 december 2002 tot en met 5 april 2003 assimilatiebelichting toegepast, terwijl er geen goedgekeurd lichtplan was, wat in strijd was met de vergunningsvoorwaarden. Het Hof had de verdachte schuldig verklaard, maar geen straf of maatregel opgelegd.
De Hoge Raad oordeelde dat de uitleg van de Natuurbeschermingswet, in het licht van de wetsgeschiedenis, meebrengt dat een gedraging die in strijd is met een vergunningsvoorwaarde moet worden aangemerkt als een strafbaar feit. De Hoge Raad bevestigde dat het oordeel van het Hof, dat de verdachte handelingen had verricht die in strijd waren met de vergunningsvoorwaarden, niet getuigde van een onjuiste rechtsopvatting. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, omdat de middelen niet konden leiden tot cassatie. De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van vergunningsvoorwaarden ter bescherming van het natuurschoon en de natuurwetenschappelijke betekenis van beschermde natuurmonumenten.
De zaak is van belang voor de rechtsontwikkeling met betrekking tot de handhaving van de Natuurbeschermingswet en de verantwoordelijkheden van vergunninghouders. De uitspraak bevestigt dat overtredingen van vergunningsvoorwaarden niet lichtvaardig kunnen worden opgevat en dat de bescherming van de natuur voorop staat.