ECLI:NL:HR:2007:BA0387

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
R06/178HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen voormalige echtelieden over boedelscheiding en partneralimentatie na echtscheiding

In deze zaak gaat het om een geschil tussen voormalige echtelieden over de boedelscheiding en partneralimentatie na hun echtscheiding. De man, verzoeker tot cassatie, heeft op 24 mei 2004 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank 's-Gravenhage om de echtscheiding uit te spreken en om de verdeling van de huwelijksgemeenschap te regelen. De vrouw, verweerster in cassatie, heeft het verzoek tot verdeling bestreden en heeft zelf een uitkering tot levensonderhoud van € 3.000,-- per maand verzocht. De rechtbank heeft op 18 maart 2005 de echtscheiding uitgesproken en bepaald dat de man aan de vrouw een uitkering tot levensonderhoud verschuldigd is van € 3.000,-- per maand, maar heeft de behandeling van de verdeling van de huwelijksgemeenschap aangehouden.

De man heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank. Het gerechtshof te 's-Gravenhage heeft op 13 september 2006 de man in zijn hoger beroep ten aanzien van de echtscheiding niet-ontvankelijk verklaard en verdere beslissingen aangehouden. Bij eindbeschikking van 18 oktober 2006 heeft het hof de eerdere beschikking bekrachtigd. Tegen deze beschikkingen heeft de man beroep in cassatie ingesteld, waarop de vrouw heeft verzocht het beroep te verwerpen.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de man verworpen, en deze beschikking is openbaar uitgesproken op 27 april 2007.

Uitspraak

27 april 2007
Eerste Kamer
Rek.nr. R06/178HR
RM/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens,
t e g e n
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. E. van Staden ten Brink.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 24 mei 2004 ter griffie van de rechtbank 's-Gravenhage ingekomen verzoekschrift heeft verzoeker tot cassatie - verder te noemen: de man - zich gewend tot die rechtbank en verzocht tussen hem en verweerster in cassatie - verder te noemen: de vrouw - echtscheiding uit te spreken en te bepalen dat de vrouw met de man zal overgaan tot verdeling van de huwelijksgemeenschap.
De vrouw heeft het verzoek ten aanzien van de verzochte verdeling van de huwelijksgemeenschap bestreden en harerzijds vaststelling van een uitkering tot levensonderhoud van haar ad € 3.000,-- per maand verzocht. De vrouw heeft voorts verzocht te bepalen dat partijen zullen overgaan tot scheiding en deling van datgene waartoe de man krachtens de huwelijkse voorwaarden gehouden is.
De rechtbank heeft bij beschikking van 18 maart 2005 tussen partijen echtscheiding uitgesproken en bepaald dat de man met ingang van de dag waarop de echtscheidingsbeschikking zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, aan de vrouw een uitkering tot haar levensonderhoud verschuldigd is van € 3.000,-- per maand. De behandeling met betrekking tot het verzoek tot de scheiding en deling van hetgeen tussen hen gemeenschappelijk is en tot de verrekening heeft de rechtbank aangehouden.
Tegen deze beschikking heeft de man hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij beschikking van 13 september 2006 heeft het hof de man in zijn hoger beroep ten aanzien van de echtscheiding niet-ontvankelijk verklaard en iedere verdere beslissing aangehouden. Bij eindbeschikking van 18 oktober 2006 heeft het hof de bestreden beschikking - voorzover nog aan het oordeel van het hof onderworpen - bekrachtigd.
De beschikkingen van het hof zijn aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen beide beschikkingen van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren P.C. Kop, als voorzitter, J.C. van Oven en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 27 april 2007.