ECLI:NL:HR:2007:BA0387
Hoge Raad
- Cassatie
- P.C. Kop
- J.C. van Oven
- W.D.H. Asser
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Geschil tussen voormalige echtelieden over boedelscheiding en partneralimentatie na echtscheiding
In deze zaak gaat het om een geschil tussen voormalige echtelieden over de boedelscheiding en partneralimentatie na hun echtscheiding. De man, verzoeker tot cassatie, heeft op 24 mei 2004 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank 's-Gravenhage om de echtscheiding uit te spreken en om de verdeling van de huwelijksgemeenschap te regelen. De vrouw, verweerster in cassatie, heeft het verzoek tot verdeling bestreden en heeft zelf een uitkering tot levensonderhoud van € 3.000,-- per maand verzocht. De rechtbank heeft op 18 maart 2005 de echtscheiding uitgesproken en bepaald dat de man aan de vrouw een uitkering tot levensonderhoud verschuldigd is van € 3.000,-- per maand, maar heeft de behandeling van de verdeling van de huwelijksgemeenschap aangehouden.
De man heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank. Het gerechtshof te 's-Gravenhage heeft op 13 september 2006 de man in zijn hoger beroep ten aanzien van de echtscheiding niet-ontvankelijk verklaard en verdere beslissingen aangehouden. Bij eindbeschikking van 18 oktober 2006 heeft het hof de eerdere beschikking bekrachtigd. Tegen deze beschikkingen heeft de man beroep in cassatie ingesteld, waarop de vrouw heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de man verworpen, en deze beschikking is openbaar uitgesproken op 27 april 2007.