ECLI:NL:HR:2007:BA0386
Hoge Raad
- Cassatie
- P.C. Kop
- A. Hammerstein
- W.D.H. Asser
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Omgangsrecht tussen gedetineerde vader en Stichting Bureau Jeugdzorg
In deze zaak gaat het om een geschil over het omgangsrecht van een gedetineerde vader met zijn minderjarige kind. De vader, verblijvende in de penitentiaire inrichting Achterhoek, heeft op 2 november 2005 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank te Breda. Hij verzocht om eenmaal per 14 dagen recht te hebben op omgang met zijn kind en dat de Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant zorg zou dragen voor de uitvoering van deze omgangsregeling. Subsidiair vroeg hij de rechtbank om in goede justitie een omgangsregeling vast te stellen. De Stichting en de pleegouders van het kind hebben het verzoek bestreden.
De rechtbank heeft op 16 februari 2006 het verzoek van de vader afgewezen. Hierop heeft de vader hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 30 augustus 2006 de beschikking van de rechtbank heeft bekrachtigd. Tegen deze beslissing heeft de vader cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten van de vader niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 27 april 2007 het beroep van de vader verworpen. De uitspraak is gedaan door de raadsheren P.C. Kop, A. Hammerstein, W.D.H. Asser en openbaar uitgesproken door raadsheer F.B. Bakels.