ECLI:NL:HR:2007:BA0036

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C06/050HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de voortzetting van de vereffening van het vermogen van een ontbonden maatschap

In deze zaak gaat het om een geschil over de voortzetting van de vereffening van het vermogen van een ontbonden maatschap. De eiser tot cassatie, mr. J.H.Th. Veldman Q.Q., fungeert als curator in het faillissement van [A] B.V. en heeft verweerster in cassatie, vertegenwoordigd door mr. D. Rijpma, gedagvaard voor de rechtbank te Roermond. De eiser vorderde dat verweerster, samen met [A], de vereffening van het vermogen van de ontbonden maatschap zou voortzetten en dat verweerster een bedrag van ƒ 1.092.021,17 zou betalen, vermeerderd met wettelijke rente. Subsidiair werd verzocht om de verdeling van het vermogen van de ontbonden maatschap met benoeming van een notaris.

Verweerster heeft de vorderingen bestreden en in reconventie gevorderd dat [A] zou worden veroordeeld om samen met haar de vereffening voort te zetten en een bedrag van ƒ 145.325,-- te betalen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft in tussenvonnissen van 1995 en 1996 de primaire vordering van [A] ontzegd en een deskundigenonderzoek bevolen. Uiteindelijk heeft de rechtbank in een eindvonnis van 10 januari 2002 verweerster bevolen om samen met de curator de vereffening voort te zetten en haar veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 269.204,66.

Verweerster heeft hoger beroep ingesteld tegen de vonnissen van de rechtbank, waarop de curator incidenteel hoger beroep heeft ingesteld. Het gerechtshof te 's-Hertogenbosch heeft in een tussenarrest van 28 september 2004 verweerster opgedragen feiten te bewijzen die het oordeel konden rechtvaardigen dat partijen een vaste aanneemsom waren overeengekomen. In het eindarrest van 25 oktober 2005 heeft het hof de vonnissen van de rechtbank vernietigd en verweerster veroordeeld tot betaling van € 62.370,05 aan de curator.

Tegen deze arresten heeft de curator cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de curator in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op € 5.905,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten in het middel niet tot cassatie kunnen leiden, zonder dat nadere motivering nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

25 mei 2007
Eerste Kamer
Nr. C06/050HR
RM/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
Mr. J.H.Th. VELDMAN Q.Q., als curator in het faillissement van [A] B.V.,
kantoorhoudende te Tilburg,
EISER tot cassatie,
advocaat: aanvankelijk mr. H.A. Groen,
t e g e n
[Verweerster],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. D. Rijpma.
1. Het geding in feitelijke instanties
[A] B.V. - verder te noemen: [A] - heeft bij exploot van 12 oktober 1994 verweerster in cassatie - verder te noemen: [verweerster] - gedagvaard voor de rechtbank te Roermond en gevorderd dat [verweerster] veroordeeld wordt samen met [A], althans alleen, de vereffening van het vermogen van de ontbonden maatschap voort te zetten, op verbeurte van een dwangsom en voorts (primair) [verweerster] te veroordelen aan [A] de somma van ƒ 1.092.021,17 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente. Subsidiair heeft [A] de rechtbank verzocht over te gaan tot verdeling van het vermogen van de ontbonden maatschap, met benoeming van een notaris en een onzijdig persoon.
[Verweerster] heeft de vorderingen bestreden en harerzijds in reconventie gevorderd [A] te veroordelen om met [verweerster] de vereffening van het vermogen van de ontbonden maatschap voort te zetten en aan [verweerster] ƒ 145.325,-- te betalen, te vermeerderen met wettelijke rente.
[A] heeft de vordering in reconventie bestreden.
Na tussenvonnissen van 26 oktober 1995 en 7 december 1995, heeft de rechtbank bij tussenvonnis van 13 juni 1996, in conventie, de primaire vordering aan [A] ontzegd en voorts een deskundigenonderzoek bevolen.
Na verder processueel debat en een tussenvonnis van 13 november 1997 heeft de rechtbank bij eindvonnis van 10 januari 2002, in conventie en in reconventie, [verweerster] bevolen samen met eiser tot cassatie (hierna: de curator) in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [A], althans alleen, de vereffening van het vermogen van de ontbonden maatschap voort te zetten of aan te vangen, [verweerster] veroordeeld - voor het geval dat zij aan voormeld bevel niet voldoet - tot betaling van een dwangsom en [verweerster] veroordeeld aan de curator een bedrag van € 269.204,66 te betalen. Het meer of anders gevorderde heeft de rechtbank afgewezen.
Tegen de vonnissen van 13 juni 1996, 13 november 1997 en 10 januari 2002 heeft [verweerster] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
De curator heeft incidenteel hoger beroep ingesteld en geconcludeerd tot vernietiging van de vonnissen van 13 november 1997 en 10 januari 2002.
Bij tussenarrest van 28 september 2004 heeft het hof [verweerster] opgedragen feiten en/of omstandigheden te bewijzen die het oordeel kunnen rechtvaardigen dat partijen een vaste aanneemsom van ƒ 2.861.556,94 zijn overeengekomen. Na enquête en contra-enquête heeft het hof bij eindarrest van 25 oktober 2005 de vonnissen van de rechtbank van 13 november 1997 en 10 januari 2002, voorzover in conventie gewezen en voorzover [verweerster] daarbij is veroordeeld tot betaling van een bedrag hoger dan € 62.370,05, vernietigd en, opnieuw rechtdoende, [verweerster] veroordeeld aan de curator een bedrag van € 62.370,05 te betalen.
Het tussen- en het eindarrest van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen beide arresten van het hof heeft de curator beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerster] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten; voor de curator mede door mr. S.M. Kingma en voor [verweerster] mede door mr. E.A.L. van Emden, beiden advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt de curator in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 5.905,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, A. Hammerstein, C.A. Streefkerk en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 25 mei 2007.