ECLI:NL:HR:2007:AZ9675
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- E.N. Punt
- Rechtspraak.nl
Beperkende voorwaarde bij vergunning 'behandeling onder douanetoezicht' en ontvankelijkheid bezwaar
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X B.V. tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 19 mei 2005, betreffende een vergunning voor 'behandeling onder douanetoezicht'. De Inspecteur had aan belanghebbende een vergunning verleend, maar verklaarde het bezwaar tegen deze beschikking niet-ontvankelijk. Hierop heeft belanghebbende beroep ingesteld bij het Hof, dat het beroep gegrond verklaarde en de uitspraak van de Inspecteur vernietigde voor zover deze betrekking had op de vergunning. Het Hof verklaarde het bezwaar tegen de vergunning ongegrond en bevestigde de uitspraak voor het overige. Belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof.
De Hoge Raad beoordeelt de middelen die door belanghebbende zijn ingediend. Het Hof had geoordeeld dat de mededeling van de Inspecteur niet als een vergunningvoorwaarde kan worden gezien, maar als een inlichting. De Hoge Raad oordeelt dat dit oordeel geen blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting en niet onbegrijpelijk is. De middelen 1 en 2 stuiten hierop af. Middel 3 kan ook niet tot cassatie leiden, omdat het geen rechtsvragen oproept die van belang zijn voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling, zoals vereist door artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten en verklaart het beroep ongegrond. Dit arrest is uitgesproken op 2 maart 2007 door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.