ECLI:NL:HR:2007:AZ9675

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
42310
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beperkende voorwaarde bij vergunning 'behandeling onder douanetoezicht' en ontvankelijkheid bezwaar

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X B.V. tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 19 mei 2005, betreffende een vergunning voor 'behandeling onder douanetoezicht'. De Inspecteur had aan belanghebbende een vergunning verleend, maar verklaarde het bezwaar tegen deze beschikking niet-ontvankelijk. Hierop heeft belanghebbende beroep ingesteld bij het Hof, dat het beroep gegrond verklaarde en de uitspraak van de Inspecteur vernietigde voor zover deze betrekking had op de vergunning. Het Hof verklaarde het bezwaar tegen de vergunning ongegrond en bevestigde de uitspraak voor het overige. Belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof.

De Hoge Raad beoordeelt de middelen die door belanghebbende zijn ingediend. Het Hof had geoordeeld dat de mededeling van de Inspecteur niet als een vergunningvoorwaarde kan worden gezien, maar als een inlichting. De Hoge Raad oordeelt dat dit oordeel geen blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting en niet onbegrijpelijk is. De middelen 1 en 2 stuiten hierop af. Middel 3 kan ook niet tot cassatie leiden, omdat het geen rechtsvragen oproept die van belang zijn voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling, zoals vereist door artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten en verklaart het beroep ongegrond. Dit arrest is uitgesproken op 2 maart 2007 door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.

Uitspraak

Nr. 42.310
2 maart 2007
whk
gewezen op het beroep in cassatie van X B.V. te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 19 mei 2005, nr. 03/3473 DK, betreffende na te melden vergunning "behandeling onder douanetoezicht".
1. Beschikking, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is door de Inspecteur bij beschikking een vergunning "behandeling onder douanetoezicht" verleend. Belanghebbende heeft tegen deze beschikking bezwaar gemaakt. De Inspecteur heeft bij uitspraak dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak waarvan beroep vernietigd, voorzover deze betrekking heeft op de vergunning behandeling onder douanetoezicht, het tegen deze vergunning gerichte bezwaar ongegrond verklaard en de uitspraak voor het overige bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
De Staatssecretaris heeft een conclusie van dupliek ingediend.
3. Beoordeling van de middelen
3.1. 's Hofs oordeel dat de omstreden mededeling van de Inspecteur niet het karakter van een vergunningvoorwaarde heeft maar van een inlichting, geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is ook niet onbegrijpelijk. Hierop stuiten de middelen 1 en 2 af.
3.2. Middel 3 kan niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens en E.N. Punt, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 2 maart 2007.