"III - Verklaringen [getuige 1] zijn onbetrouwbaar
18. Indien Uw Hof evenwel van oordeel is dat de door [getuige 1] genoemde [verdachte] cliënt betreft en uit de verklaringen van [getuige 1] blijkt dat hij [betrokkene 1] heeft horen zeggen tegen cliënt dat de betreffende container cocaïne bevatte dan zijn de verklaringen van [getuige 1] uiteindelijk de enige bron waarop de wetenschap van cliënt zou kunnen worden gebaseerd. Immers, met uitzondering van [betrokkene 1], die bevriend was met cliënt, noemt of kent geen van de andere medeverdachten de naam van cliënt.
19. In dit licht bezien zal het Uw Hof niet verbazen dat de verdediging zich - tot slot - op het standpunt stelt dat de verklaringen van [getuige 1], gezien de (onderlinge) tegenstrijdigheden alsmede enkele feitelijke onjuistheden, dermate onbetrouwbaar zijn dat deze verklaringen niet tot het bewijs gebezigd kunnen worden. Daarenboven vinden de verklaringen van [getuige 1] in het geheel geen steun in het dossier. Ik zal dit - kort - nader onderbouwen.
* [Getuige 1] is een medeverdachte
20. [Getuige 1] is een medeverdachte in deze strafzaak en reeds om die reden is het de vraag in hoeverre zijn verklaringen betrouwbaar zijn. [Getuige 1] heeft baat bij het noemen van de namen van anderen. Zo verhult en verkleint hij zijn rol in het geheel.
* Verklaringen [getuige 1] onderling tegenstrijdig
21. Ik noem de belangrijkste tegenstrijdigheid in zijn verklaringen. In zijn eerste verhoor verklaart [getuige 1] met betrekking tot het essentiële punt in wiens opdracht hij werkte als volgt (p. 678 ev):
"De bedoeling was om de cocaïne in de vloer te stoppen en [betrokkene 1] vroeg mij of ik ter plaatse advies wilde geven hoe en op welke wijze dat het beste kon gebeuren (...) Ik moest van [betrokkene 1] naar Suriname om daar de problemen op te lossen en advies te geven."
22. In zijn verklaring als getuige verklaart [getuige 1] echter opeens anders. Niet [betrokkene 1], doch [betrokkene 2] zou hem nu hebben gevraagd om handelingen aan de vloer in de container te verrichten om de cocaïne erin te verstoppen.
* Verklaringen [getuige 1] feitelijk onjuist
23. De verklaringen van [getuige 1] spreken elkaar echter niet alleen tegen, zij zijn ook op diverse punten in strijd met de feiten. Ik noem twee punten.
24. [Getuige 1] verklaart dat [verdachte] op het moment dat de container uit Suriname arriveerde in Spanje of Portugal was. Ik verwijs naar p. 680 en 683. Vaststaat evenwel dat cliënt op dat moment gewoon in Nederland verbleef.
25. Een tweede - feitelijk onjuist - punt betreft hetgeen [getuige 1] verklaart met betrekking tot het prepareren van de container in Suriname. [Getuige 1] verklaart de vloer van de container slechts met een breekijzer te hebben opgelicht en nadat de cocaïne in de holle ruimte was gedaan de vloer weer met schroeven te hebben vastgezet. (p. 687).
26. Uit het in opdracht van de FIOD verrichte onderzoek naar de container blijkt echter dat aan de container een modificatie is verricht, waarbij in ieder geval een slijptol gebruikt is (p. 599 e.v.). De door [getuige 1] beschreven preparatie aan de container is dus feitelijk onjuist.
Conclusie verklaringen [getuige 1] onbetrouwbaar
27. De innerlijke tegenstrijdigheden, als wel de zojuist genoemde feitelijke onjuistheden leiden tot het standpunt dat de verklaringen van [getuige 1] als onbetrouwbaar dienen te worden aangemerkt.
Geen steun overige onderdelen in verklaring [getuige 1]
28. Ten aanzien van verklaringen van [getuige 1] kan daarenboven worden opgemerkt dat deze in het geheel niet worden ondersteund door andere bewijsmiddelen. Zo wordt de verklaring van [getuige 1] aangaande de inhoud van de telefoongesprekken tussen [betrokkene 1] en cliënt noch door [betrokkene 1] of cliënt, noch door een tapgesprek ondersteund.
29. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat om diverse redenen de verklaringen van [getuige 1] niet als bewijs gebezigd kunnen worden."