ECLI:NL:HR:2007:AZ9075
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- L. Monné
- C.J.J. van Maanen
- C. Schaap
- J.W.M. Tijnagel
- Rechtspraak.nl
Tariefindeling onroerendezaakbelastingen en de functie van verpleeghuis als woning
In deze zaak gaat het om de tariefindeling van onroerendezaakbelastingen voor een verpleeghuis in de gemeente Smallingerland. De belanghebbende, Stichting A, heeft in 2001 aanslagen ontvangen voor onroerendezaakbelastingen, waarbij het tarief voor niet-woningen is toegepast. Na bezwaar tegen deze aanslagen heeft het Hoofd Belastingen en Financiële-Administratie de aanslagen gehandhaafd. Hierop heeft de belanghebbende beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Leeuwarden, dat het beroep ongegrond verklaarde. De belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen deze uitspraak.
De Hoge Raad oordeelt dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat de onroerende zaak niet 'in hoofdzaak tot woning dient' volgens artikel 220f, lid 2, van de Gemeentewet. De Hoge Raad stelt dat de enkele omstandigheid dat in het verpleeghuis wonen is gecombineerd met een andere functie, namelijk verpleging, niet uitsluit dat delen van de onroerende zaak tot woning dienen. De Hoge Raad verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van het Hof en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. Tevens wordt de gemeente Smallingerland veroordeeld tot vergoeding van griffierecht en proceskosten aan de belanghebbende.
Dit arrest benadrukt de noodzaak om bij de beoordeling van de functie van een onroerende zaak niet alleen naar de hoofdfunctie te kijken, maar ook naar de mogelijkheid dat delen van de onroerende zaak als woning kunnen worden aangemerkt. De Hoge Raad legt de verantwoordelijkheid voor de verdere beoordeling bij het verwijzingshof, dat moet vaststellen of de waarde van de onroerende zaak in hoofdzaak kan worden toegerekend aan de delen die tot woning dienen.