ECLI:NL:HR:2007:AZ8745

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
R06/029HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van kinderalimentatie en kwijtschelding betalingsachterstand tussen voormalige levenspartners

In deze zaak, die op 20 april 2007 door de Hoge Raad der Nederlanden werd behandeld, ging het om een geschil tussen voormalige levenspartners over de wijziging van kinderalimentatie en de kwijtschelding van een betalingsachterstand. De vader, verzoeker tot cassatie, was in 1998 door het gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen en Aruba veroordeeld om maandelijks een bedrag van Afl. 175,-- aan de Voogdijraad te betalen voor de opvoeding en verzorging van hun minderjarige kind. In 2005 verzocht de vader om de eerdere beschikking in te trekken en de betalingsachterstand van € 8.072,31,-- kwijt te schelden, of deze met terugwerkende kracht op nihil te stellen voor de periode van mei 1998 tot mei 2004.

De moeder, verweerder in cassatie, bestreed dit verzoek. Het gerecht in eerste aanleg wees het verzoek van de vader af op 24 augustus 2005. Hierop ging de vader in hoger beroep bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, dat op 31 januari 2006 de beschikking van het gerecht bevestigde. De vader stelde vervolgens cassatie in tegen deze beschikking.

De Hoge Raad oordeelde dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad concludeerde dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de klachten niet leidden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de vader, waarmee de eerdere beslissingen van de lagere rechters in stand blijven.

Uitspraak

20 april 2007
Eerste Kamer
Nr. R06/029HR
RM/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De vader],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. R.A. van der Hansz,
t e g e n
[De moeder],
wonende te Bonaire, Nederlandse Antillen,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. V.K.S. Budhu Lall.
1. Het geding in feitelijke instanties
Bij beschikking van het gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen en Aruba, zittingsplaats Bonaire, van 9 april 1998, is verzoeker tot cassatie - verder te noemen: de vader - veroordeeld ingaande 1 mei 1998 maandelijks een bedrag van Afl. 175,-- aan de Voogdijraad te verstrekken voor de opvoeding en verzorging van het minderjarige kind van partijen.
Met een op 12 mei 2005 ter griffie van het gerecht ingekomen verzoekschrift heeft de vader zich gewend tot dat gerecht en verzocht de beschikking van het gerecht van 9 april 1998 in te trekken, in dier voege dat de daarbij ontstane achterstand in de betaling ad € 8.072,31,-- kwijtgescholden wordt, althans met terugwerkende kracht over de periode mei 1998 tot 5 mei 2004 op nihil wordt gesteld.
Verweerster in cassatie - verder te noemen: de moeder - heeft het verzoek bestreden.
Het gerecht heeft bij beschikking van 24 augustus 2005 het verzoek afgewezen.
Tegen deze beschikking heeft de vader hoger beroep ingesteld bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, hierna: het hof.
Bij beschikking van 31 januari 2006 heeft het hof de bestreden beschikking bevestigd.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de vader beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De moeder heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren P.C. Kop, als voorzitter, A. Hammerstein en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op
20 april 2007.