ECLI:NL:HR:2007:AZ8744
Hoge Raad
- Cassatie
- P.C. Kop
- C.A. Streefkerk
- W.D.H. Asser
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid cassatieberoep tegen tussenarrest in invorderingszaak
In deze zaak heeft eiser tot cassatie, aangeduid als [eiser], de ontvanger van de Belastingdienst Oost-Brabant, aangeduid als de Ontvanger, gedagvaard voor de rechtbank 's-Hertogenbosch. Eiser vorderde onder andere een verklaring voor recht dat hij goed opposant is tegen de tenuitvoerlegging van een dwangbevel met betrekking tot de aanslag inkomstenbelasting 1997. De Ontvanger heeft de vordering bestreden en in reconventie gevorderd dat eiser zou dulden dat het dwangbevel ten uitvoer werd gelegd. De rechtbank heeft in een eindvonnis van 31 maart 2004 zowel de vorderingen van eiser als de reconventionele vordering van de Ontvanger afgewezen.
Eiser heeft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, waar de Ontvanger incidenteel hoger beroep heeft ingesteld. Na een tussenarrest van 15 november 2005 heeft eiser een incidentele vordering ingesteld. Het hof heeft in een arrest van 14 maart 2006 de incidentele vordering afgewezen en de zaak naar de rol verwezen voor beraad. Eiser heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof.
De Ontvanger heeft primair geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van eiser in zijn cassatieberoep en subsidiair tot verwerping van het beroep. De Advocaat-Generaal L. Strikwerda heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van eiser. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het bestreden arrest van het hof een tussenarrest is en dat beroep in cassatie tegen een tussenarrest slechts tegelijk met dat van het eindarrest kan worden ingesteld. De Hoge Raad heeft eiser niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep en hem in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld.