ECLI:NL:HR:2007:AZ8572
Hoge Raad
- Cassatie
- P.J. van Amersfoort
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- A.R. Leemreis
- E.N. Punt
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van uitspraak op bezwaar inzake inkomstenbelasting door schending van artikel 10:3 Awb
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 19 augustus 2004, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1998. De Inspecteur had na bezwaar de aanslag verminderd, maar belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat het beroep ongegrond verklaarde. Belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld. De Hoge Raad oordeelt dat de uitspraak van het Hof niet in stand kan blijven omdat het Hof niet heeft onderzocht of artikel 10:3, lid 3, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is nageleefd. Dit artikel bepaalt dat mandaat tot het beslissen op een bezwaarschrift niet mag worden verleend aan degene die het besluit waartegen het bezwaar zich richt, en waarborgt zo een zorgvuldige heroverweging van het primaire besluit. De Hoge Raad stelt vast dat het Hof ten onrechte heeft nagelaten te onderzoeken wie de aanslag heeft opgelegd en wie de uitspraak op het bezwaar heeft gedaan. De Hoge Raad verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van het Hof en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling. Tevens wordt de Staat veroordeeld tot vergoeding van griffierecht en proceskosten aan belanghebbende.