ECLI:NL:HR:2007:AZ8521
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- E.J. Numann
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- Rechtspraak.nl
Erfrechtelijke geschil over legaat en inbrengwaarde van woning na overlijden erflater
In deze zaak gaat het om een erfrechtelijk geschil tussen de eiseres tot cassatie, [eiseres], en de verweerders in cassatie, [verweerders], over de afgifte van een legaat en de inbrengwaarde van een woning na het overlijden van de erflater, [betrokkene 1]. De erflater overleed op 29 november 1995 en was op dat moment gehuwd met [eiseres]. Uit een eerder huwelijk had hij vijf kinderen, de verweerders, die als enige erfgenamen waren benoemd in zijn testament. De erflater had [eiseres] het vruchtgebruik van zijn nalatenschap en de eigendom van de woning legateert, onder de verplichting tot inbreng van de waarde in de nalatenschap.
De rechtbank oordeelde in 2003 dat de subsidiaire vordering van [eiseres] tot afgifte van het legaat was toegewezen, maar het meer of anders gevorderde was afgewezen. In hoger beroep heeft het gerechtshof te Amsterdam in 2005 het vonnis van de rechtbank vernietigd en de vorderingen van [eiseres] afgewezen. [Eiseres] heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen dit arrest.
De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak van 13 april 2007 geoordeeld dat het hof terecht heeft overwogen dat het in strijd is met de eisen van redelijkheid en billijkheid om de inbrengwaarde van de woning vast te stellen op de waarde per datum van overlijden van de erflater. De Hoge Raad verwerpt het beroep van [eiseres] en oordeelt dat zij in de kosten van het geding in cassatie wordt veroordeeld. De uitspraak benadrukt de rol van redelijkheid en billijkheid in erfrechtelijke geschillen, vooral in situaties waar de omstandigheden van de partijen en de tijdsverloop sinds het overlijden van de erflater van belang zijn.