ECLI:NL:HR:2007:AZ8351

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
00773/06 U
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • J.P. Balkema
  • A.J.A. van Dorst
  • J. de Hullu
  • H.A.G. Splinter-van Kan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitlevering aan Suriname en overlijden van de opgeëiste persoon

In deze zaak gaat het om een verzoek tot uitlevering aan de Republiek Suriname van een opgeëiste persoon. De Hoge Raad verwijst naar een eerder arrest van 29 augustus 2006, waarin de uitspraak van de Rechtbank te Zwolle-Lelystad van 21 oktober 2005 werd vernietigd. De opgeëiste persoon, die zich ook noemde [A], geboren op [geboortedatum] 1983, werd opgeroepen om te verschijnen ter zitting van de Hoge Raad. Echter, op de zitting van 6 februari 2007 is noch de opgeëiste persoon noch zijn raadsman verschenen. De Advocaat-Generaal Machielse heeft tijdens deze zitting aangegeven dat de Officier van Justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering tot het in behandeling nemen van het uitleveringsverzoek.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat er een proces-verbaal is van een identiteitsonderzoek, waaruit blijkt dat de dactyloscopische signalementen van de opgeëiste persoon en [A] identiek zijn. Bovendien is er een gewaarmerkt afschrift van de akte van de burgerlijke stand van de gemeente Amsterdam, waaruit blijkt dat [A] op 11 oktober 2006 is overleden. Gezien deze feiten moet worden aangenomen dat de opgeëiste persoon is overleden, waardoor het verzoek tot uitlevering niet kan worden ingewilligd.

De Hoge Raad heeft daarom de Officier van Justitie niet-ontvankelijk verklaard in de inleidende vordering tot het in behandeling nemen van het uitleveringsverzoek. Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema, A.J.A. van Dorst, J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, en is uitgesproken op 6 februari 2007.

Uitspraak

6 februari 2007
Strafkamer
nr. 00773/06 U
EC/JH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
inzake het verzoek om uitlevering aan de Republiek Suriname van:
[De opgeëiste persoon], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980, zich ook noemende [A], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983.
1. De procesgang
1.1. De Hoge Raad verwijst naar zijn arrest van 29 augustus 2006. In dat arrest heeft de Hoge Raad de uitspraak van de Rechtbank te Zwolle-Lelystad van 21 oktober 2005 vernietigd. Voorts heeft de Hoge Raad bevolen dat de opgeëiste persoon zal worden opgeroepen te verschijnen ter zitting van de Hoge Raad om te worden gehoord omtrent het verzoek tot zijn uitlevering.
1.2. Ter zitting van 6 februari 2007 is noch de opgeëiste persoon noch de raadsman verschenen. Op die zitting heeft de Advocaat-Generaal Machielse als zijn opvatting te kennen gegeven dat de Officier van Justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering tot het in behandeling nemen van het verzoek tot uitlevering.
2. Beoordeling van de inleidende vordering
2.1. Het verzoek tot uitlevering betreft [de opgeëiste persoon], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980. Bij de behandeling van het uitleveringsverzoek door de Rechtbank heeft de aldaar gehoorde persoon opgegeven te zijn:
[A], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983.
2.2. Een proces-verbaal inzake een ingesteld identiteitsonderzoek van 6 september 2006, opgemaakt door M.A. Bon, brigadier van politie, regio Amsterdam-Amstelland, houdt in:
"Op 29 mei 2005 werd te Amsterdam een dactyloscopisch signalement vervaardigd, gesteld ten name van:
[A], geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats].
Dit dactyloscopisch signalement is identiek aan een op 22 juli 1999 te Suriname vervaardigd dactyloscopisch signalement, gesteld ten name van:
[De opgeëiste persoon], geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats].
Bij vergelijking van deze dactyloscopische signalementen, werden door mij slechts dactyloscopische punten van overeenkomst waargenomen, zonder dactyloscopische verschillen. Derhalve staat vast dat beide signalementen werden vervaardigd van dezelfde persoon."
2.3. Een aan de Hoge Raad overgelegd, door de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Amsterdam gewaarmerkt afschrift van een akte van de burgerlijke stand van die gemeente houdt in dat [A], geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats], op 11 oktober 2006 aldaar is overleden.
2.4. Op grond van hetgeen hiervoor onder 2.2 en 2.3 is weergegeven, moet worden aangenomen dat de opgeëiste persoon is overleden. Het verzoek tot uitlevering is dus niet vatbaar voor inwilliging, zodat de Officier van Justitie alsnog niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de inleidende vordering tot het in behandeling nemen van het uitleveringsverzoek.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de Officier van Justitie niet-ontvankelijk in de inleidende vordering tot het in behandeling nemen van het verzoek tot uitlevering.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema, A.J.A. van Dorst, J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 6 februari 2007.