ECLI:NL:HR:2007:AZ8249

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C05/293HR (1443)
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onteigeningsgeschil tussen gemeente en appartements eigenaar over schadeloosstelling bij stadsvernieuwingsplan

In deze zaak gaat het om een onteigeningsgeschil tussen de gemeente 's-Gravenhage en de eigenaar van onteigende percelen, [eiser], die betrokken is bij de uitvoering van een stadsvernieuwingsplan gericht op het uitbannen van raamprostitutie. De gemeente heeft op 4 april 2003 [eiser] gedagvaard voor de rechtbank te 's-Gravenhage, waarbij zij vroeg om vervroegde onteigening van de percelen en een vaststelling van de schadeloosstelling op € 345.000,--. De rechtbank heeft op 14 mei 2003 de onteigening vervroegd uitgesproken en het voorschot op de schadeloosstelling vastgesteld op € 310.500,--. Dit bedrag omvatte een vergoeding voor de werkelijke waarde van de onroerende zaken.

Vervolgens heeft de rechtbank op 2 maart 2005 een tussenvonnis uitgesproken waarin deskundigen zijn benoemd om nader te rapporteren. In het eindvonnis van 17 augustus 2005 is de schadeloosstelling voor [eiser] vastgesteld op € 540.810,--, inclusief het reeds betaalde voorschot. [eiser] heeft tegen deze vonnissen beroep in cassatie ingesteld, waarop de Gemeente heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier, die tot verwerping van het beroep strekte, gevolgd. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en [eiser] in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. De in de middelen aangevoerde klachten konden niet tot cassatie leiden, en de Hoge Raad oordeelde dat nadere motivering niet nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

9 maart 2007
Eerste Kamer
Nr. C05/293HR (1443)
MK/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens,
t e g e n
DE GEMEENTE 'S-GRAVENHAGE,
gevestigd te 's-Gravenhage,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. M.W. Scheltema.
1. Het geding in feitelijke instantie
Verweerster in cassatie - verder te noemen: de Gemeente - heeft bij exploot van 4 april 2003 eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - gedagvaard voor de rechtbank te 's-Gravenhage en ten behoeve van de uitvoering van het stadsvernieuwingsplan "Schilderswijk-Centrum, zevende herziening (Poeldijksestraat)" gevorderd ten name van de Gemeente vervroegd uit te spreken de onteigening van de in de dagvaarding omschreven percelen, waarvan [eiser] als eigenaar is aangewezen en het bedrag van de schadeloosstelling vast te stellen op € 345.000,--, waarvan € 321.000,-- als vergoeding voor de werkelijke waarde van de onroerende zaken.
Bij vonnis van 14 mei 2003, dat op 4 juli 2003 is ingeschreven in de openbare registers, heeft de rechtbank onder meer de gevorderde onteigening vervroegd uitgesproken, het voorschot op de schadeloosstelling voor [eiser] vastgesteld op € 310.500,--, waarvan € 288.900,-- voor de werkelijke waarde van de onroerende zaken en drie deskundigen en een rechter-commissaris benoemd.
Bij tussenvonnis van 2 maart 2005 heeft de rechtbank de deskundigen opgedragen nader te rapporteren zoals omschreven in rov. 14 van het vonnis en bij eindvonnis van 17 augustus 2005 heeft de rechtbank, voor zover in cassatie van belang, de schadeloosstelling voor [eiser] vastgesteld op € 540.810,--, waarin begrepen het reeds betaalde voorschot van € 310.500,--, alsmede op een samengestelde rente van 3,5% per jaar over € 230.310,-- vanaf 4 juli 2003 tot de datum van het eindvonnis.
Het tussenvonnis van 2 maart 2005 en het eindvonnis zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
[Eiser] heeft tegen de vonnissen van de rechtbank van 2 maart 2005 en 17 augustus 2005 beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Gemeente heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Gemeente begroot op € 5.802,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, E.J. Numann, A. Hammerstein en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 9 maart 2007.