ECLI:NL:HR:2007:AZ8170

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
R06/048HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over kinder- en partneralimentatie tussen voormalige echtelieden met verzoek tot schorsing van verlof tot voorlopige tenuitvoerlegging

In deze zaak gaat het om een geschil tussen voormalige echtelieden over de betaling van kinder- en partneralimentatie. De man, verzoeker tot cassatie, heeft op 12 juli 2004 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Middelburg. Hij verzocht om wijziging van een eerdere beschikking van de rechtbank Breda van 11 december 1996, waarin was bepaald dat hij een bijdrage moest betalen aan de vrouw, verweerster in cassatie, voor de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen. De man vroeg primair om te bepalen dat hij geen bijdrage meer hoeft te betalen, en subsidiair om de hoogte van de bijdrage te verminderen.

De vrouw heeft het verzoek van de man bestreden. De rechtbank heeft op 6 april 2005 het verzoek van de man afgewezen, waarna de man hoger beroep heeft ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. Het hof heeft op 8 maart 2006 de beschikking van de rechtbank bekrachtigd. Tegen deze beslissing heeft de man beroep in cassatie ingesteld, maar de vrouw is in cassatie niet verschenen.

De Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de man niet-ontvankelijk is in zijn verzoek tot schorsing van het verlof tot voorlopige tenuitvoerlegging. De klachten die in het cassatierekest zijn aangevoerd, kunnen niet tot cassatie leiden, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft de man niet-ontvankelijk verklaard in zijn incidenteel verzoek en het beroep verworpen.

Uitspraak

13 april 2007
Eerste Kamer
Rek.nr. R06/048HR
MK/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. R.A. van der Hansz,
t e g e n
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 12 juli 2004 ter griffie van de rechtbank Middelburg ingediend verzoekschrift heeft verzoeker tot cassatie - verder te noemen: de man - zich gewend tot die rechtbank en verzocht, met wijziging van de beschikking van de rechtbank Breda van 11 december 1996, voorzover in cassatie van belang, primair te bepalen dat de man geen bijdrage aan verweerster in cassatie - verder te noemen: de vrouw - betaalt in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen, subsidiair de hoogte van de bijdrage te verminderen.
De vrouw heeft het verzoek bestreden.
De rechtbank heeft bij beschikking van 6 april 2005 het verzoek van de man tot het op nihil stellen van de kinderbijdrage ten behoeve van de minderjarige kinderen vanaf 12 juli 2004 afgewezen.
Tegen deze beschikking heeft de man hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij beschikking van 8 maart 2006 heeft het hof de beschikking bekrachtigd.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw is in cassatie niet verschenen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het incidentele verzoek en van het middel
De man kan in zijn verzoek tot schorsing van het verlof tot voorlopige tenuitvoerlegging niet worden ontvangen (zie HR 9 april 2004, C04/014, NJ 2005, 130).
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn incidenteel verzoek;
verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A. Hammerstein en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 13 april 2007.