ECLI:NL:HR:2007:AZ7906

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C06/039HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor gewasschade door bestrijdingsmiddelen en invloed van eigen schuld

In deze zaak gaat het om een schademelding van een rozenkweker, [verweerder], die een schadevergoeding eist van de leverancier van bestrijdingsmiddelen, Agrifirm, na het gebruik van het middel Rocket. De kweker heeft in 1992 het bestrijdingsmiddel toegepast, waarna zijn rozen beschadigd raakten. De totale schade bedraagt ƒ 487.138,21, waarvan Agrifirm al een deel, ƒ 241.067,11, heeft vergoed. Agrifirm weigerde echter de resterende schade te vergoeden, met als argument dat [verweerder] voor 10% eigen schuld had aan de schade. De rechtbank heeft de vordering van [verweerder] toegewezen, maar Agrifirm ging in hoger beroep. Het gerechtshof heeft in zijn eindarrest van 27 oktober 2005 geoordeeld dat de eigen schuld van [verweerder] inderdaad van invloed was op de schadevergoeding, en heeft [verweerder] veroordeeld tot terugbetaling van een deel van de ontvangen schadevergoeding.

De Hoge Raad heeft de zaak in cassatie behandeld en geconcludeerd dat het oordeel van het hof onbegrijpelijk was. De Hoge Raad oordeelde dat de eigen schuld van [verweerder] niet alleen van invloed was op de nog te vergoeden schade, maar ook op het bedrag dat al was uitgekeerd. De Hoge Raad heeft het arrest van het hof vernietigd en [verweerder] veroordeeld tot terugbetaling van € 25.145,99 aan Agrifirm, vermeerderd met wettelijke rente. De Hoge Raad heeft de zaak zelf afgedaan, omdat het hof niet op de juiste wijze had geoordeeld over de eigen schuld en de schadevergoeding.

Dit arrest benadrukt de complexiteit van aansprakelijkheidskwesties in het civiele recht, vooral wanneer eigen schuld een rol speelt in de schadevergoeding. De uitspraak biedt duidelijkheid over de reikwijdte van eigen schuld in relatie tot reeds uitgekeerde schadevergoedingen.

Uitspraak

27 april 2007
Eerste Kamer
Nr. C06/039HR
MK
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
COÖPERATIE AGRIFIRM U.A., als rechtsopvolgster onder algemene titel ingevolge fusie van de coöperatieve vereniging CAVO LUTACO U.A.,
gevestigd te Meppel,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. J. van Duijvendijk-Brand,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerder in cassatie - verder te noemen: [verweerder] - heeft bij exploot van 28 februari 1994 de rechtsvoorgangster van thans eiseres tot cassatie - verder te noemen: Agrifirm - gedagvaard voor de rechtbank Rotterdam en gevorderd Agrifirm te veroordelen om aan [verweerder] te betalen een bedrag van ƒ 771.622,11, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Agrifirm heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 7 september 1995, voorzover in cassatie van belang, Agrifirm veroordeeld om aan [verweerder] te betalen een bedrag van ƒ 241.067,11, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Tegen dit vonnis van de rechtbank heeft Agrifirm hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij tussenarrest van 30 november 2000 heeft het hof [verweerder] toegelaten tot bewijslevering, bij tussenarrest van 12 september 2002 een deskundigenbericht bevolen en bij eindarrest van 27 oktober 2005, hersteld bij arrest van 22 december 2005, voorzover in cassatie van belang, het vonnis van de rechtbank vernietigd, voorzover daarbij Agrifirm is veroordeeld tot betaling van ƒ 241.067,11 en in zoverre opnieuw rechtdoende, [verweerder] veroordeeld aan Agrifirm (terug) te betalen een bedrag van € 13.980,18.
Het eindarrest en het herstelarrest van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het eindarrest en het herstelarrest van het hof heeft Agrifirm beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, voor Agrifirm mede door mr. F.M. Ruitenbeek-Bart, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot gedeeltelijke vernietiging van het arrest van 27 oktober 2005, zoals hersteld bij arrest van 22 december 2005, en tot afdoening als in de conclusie onder 2.8 voorgesteld, met bekrachtiging van dat arrest voor het overige.
3. Beoordeling van de middelen
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) [Verweerder], rozenkweker, heeft in 1992 het van de leverancier Agrifirm afkomstige bestrijdingsmiddel Rocket toegepast.
(ii) Als gevolg van de behandeling met dit middel zijn de rozen van [verweerder] beschadigd. De schade van [verweerder] bestaat, voorzover in cassatie van belang, uit gewasschade ten bedrage van ƒ 487.138,21.
(iii) Agrifirm heeft een bedrag van ƒ 241.067,11 aan [verweerder] voldaan, zijnde volgens beide partijen de helft van de geleden gewasschade. Agrifirm weigerde de andere helft van de schade te vergoeden en beriep zich daartoe op eigen schuld van [verweerder].
3.2 [Verweerder] heeft in dit geding vergoeding gevorderd van de andere helft van zijn gewasschade. De rechtbank heeft het beroep van Agrifirm op eigen schuld van [verweerder] van de hand gewezen en de vordering toegewezen. Op het door Agrifirm ingestelde hoger beroep heeft het hof, na getuigenverhoor en deskundigenbericht, in zijn eindarrest van 27 oktober 2005 overwogen dat de eigen schuld van [verweerder] voor 10% heeft bijgedragen aan de gewasschade, zodat aan [verweerder] 90% van zijn gewasschade moet worden vergoed. Het hof heeft in het eindarrest, zoals hersteld bij arrest van 22 december 2005, [verweerder] veroordeeld om 10% van het bedrag dat hij ingevolge het rechtbankvonnis reeds had geïncasseerd (ƒ 241.067,11, vermeerderd met de wettelijke rente ten bedrage van ƒ 67.006,41) aan Agrifirm terug te betalen, en het heeft (in rov. 2 van het arrest van 22 december 2005) daarbij geoordeeld dat bij deze berekening niet de totale gewasschade van ƒ 487.138,21 uitgangspunt moet zijn, omdat over het aan [verweerder] betaalde eerste deel van dat schadebedrag geen geschil bestond.
3.3 Het eerste middel klaagt terecht dat dit oordeel van het hof onbegrijpelijk is. Dit oordeel komt immers erop neer dat de 10% eigen schuld van [verweerder] wel van invloed is op de - in deze procedure gevorderde - helft van de gewasschade, maar niet op de helft van de gewasschade die door Agrifirm reeds voor de aanvang van deze procedure is vergoed. Aangezien het hier gaat om een en dezelfde gewasschade (ten bedrage van ƒ 487.138,21) betekent de vaststelling van het hof dat de eigen schuld van [verweerder] voor 10% aan de gewasschade heeft bijgedragen, dat [verweerder] 10% moet terugbetalen van, kort gezegd, het totaalbedrag dat hij inmiddels van Agrifirm heeft ontvangen. Het arrest van 27 oktober 2005, zoals hersteld bij arrest van 22 december 2005, kan dus niet in stand blijven. De Hoge Raad kan zelf de zaak afdoen. [verweerder] dient aan Agrifirm terug te betalen 10% van (ƒ 487.138,21, vermeerderd met de wettelijke rente ten bedrage van ƒ 67.006,41), derhalve ƒ 55.414,46 ofwel € 25.145,99, te vermeerderen met de wettelijke rente als hierna in het dictum vermeld.
Het tweede middel behoeft gezien het hiervoor overwogene geen behandeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt het arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 27 oktober 2005, zoals hersteld bij arrest van 22 december 2005, voorzover [verweerder] daarbij werd veroordeeld tot betaling van € 13.980,18 en, opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [verweerder] aan Agrifirm (terug) te betalen € 25.145,99, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 22.105,37 vanaf 13 september 1995 en over € 3.040,62 vanaf 20 november 1995, een en ander tot de dag der algehele voldoening;
verwerpt het beroep voor het overige;
veroordeelt [verweerder] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Agrifirm begroot op € 586,05 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, A. Hammerstein, F.B. Bakels en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 27 april 2007.