ECLI:NL:HR:2007:AZ7770
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- E.J. Numann
- J.C. van Oven
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- Rechtspraak.nl
Arbeidsgeschil tussen werknemer en opvolgend werkgever over toerekenbare tekortkoming en onrechtmatigheid van opzegging
In deze zaak gaat het om een arbeidsgeschil tussen een werknemer, aangeduid als [eiser], en zijn opvolgend werkgever, Market Food Group B.V. (MFG). De werknemer heeft MFG gedagvaard wegens een vermeende onrechtmatige opzegging van zijn arbeidsovereenkomst, die hij had met zijn vorige werkgever, [A]. De werknemer vorderde schadevergoeding en een verklaring voor recht dat MFG onrechtmatig heeft gehandeld door de overeenkomst niet te respecteren. De zaak begon met een dagvaarding op 28 februari 2001, waarin de werknemer MFG aansprakelijk stelde voor schade die hij had geleden door de beëindiging van zijn overeenkomst.
De kantonrechter verklaarde zich onbevoegd en verwees de zaak naar de rechtbank, die op 10 september 2003 MFG veroordeelde tot betaling van een schadevergoeding. MFG ging in hoger beroep, maar het gerechtshof te Amsterdam verwierp het principale beroep en vernietigde het vonnis van de rechtbank voor wat betreft de proceskosten. De werknemer ging vervolgens in cassatie bij de Hoge Raad, die op 4 mei 2007 het arrest van het hof vernietigde en de zaak verwees naar het gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling.
De Hoge Raad oordeelde dat het hof had miskend dat de vorderingen van de werknemer niet alleen berustten op onrechtmatige daad, maar ook op toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst. De Hoge Raad veroordeelde MFG in de kosten van het geding in cassatie, begroot op € 457,78 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris. Dit arrest benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige beoordeling van de grondslagen van vorderingen in arbeidsgeschillen, vooral wanneer het gaat om de beëindiging van arbeidsovereenkomsten.