ECLI:NL:HR:2007:AZ7120
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- J.W. Ilsink
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot het horen van getuigen in hoger beroep en de gevolgen van het ontbreken van een beslissing daarop
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 april 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte, geboren in 1972 en wonende te Zwolle, was eerder veroordeeld voor overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994. De kern van het geschil betrof een verzoek van de verdachte om de politieagenten als getuigen te horen, wat hij had geuit tijdens de zitting. De verdachte had verklaard dat hij niet durfde te blazen omdat hij naar het toilet moest, en vroeg de rechtbank om de verbalisanten te horen over deze omstandigheden. Het Hof had echter geen beslissing genomen op dit verzoek, wat volgens de Hoge Raad in strijd was met de artikelen 315, 328 en 330 van het Wetboek van Strafvordering, die in hoger beroep van toepassing zijn. De Hoge Raad oordeelde dat het ontbreken van een beslissing op het verzoek van de verdachte tot het horen van getuigen een ernstige procedurefout was, waardoor de bestreden uitspraak niet in stand kon blijven. De Hoge Raad heeft de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof te Arnhem voor een nieuwe behandeling van het hoger beroep, waarbij de procedurele rechten van de verdachte in acht moeten worden genomen. Dit arrest benadrukt het belang van een zorgvuldige behandeling van verzoeken tot het horen van getuigen in strafzaken, en de noodzaak voor de rechter om op dergelijke verzoeken te beslissen om de rechtszekerheid te waarborgen.