(...)
Subsidiair: OVAR
Psychische overmacht
24. Indien Uw Hof van oordeel is dat, ondanks het voorgaande, toch sprake was van opzettelijk handelen, dan beroept cliënt zich op psychische overmacht.
25. Cliënt heeft gehandeld onder een psychische drang waartegen weerstand bieden weliswaar niet volkomen onmogelijk was maar redelijkerwijs niet van cliënt kon worden gevergd.
26. Uit de rapportages kan worden afgeleid dat bij cliënt, zogezegd, de druk op de ketel enorm hoog was.
27. Cliënt is na een moeilijke jeugd, de deskundigen spreken over een affectieve verwaarlozing, en onbegrip voor zijn slechthorendheid zowel thuis als op school, een reeks van relaties aangegaan met - met uitzondering van de relatie met ex-echtgenote [betrokkene 1] - problematische, dominante, agressieve vrouwen. Blijkens de psycholoog kozen deze vrouwen cliënt uit en niet andersom (vgl. pg. 15 Triple-onderzoek). Door de jaren heen is cliënt voortdurend geconfronteerd met krenkende diskwalificaties en vernederingen, met name in zijn relatie met [slachtoffer].
28. In de rapporten is uiteengezet hoe de relatie tussen cliënt en [slachtoffer] verliep. Cliënt delfde naar zijn gevoel altijd het onderspit en was niet in staat zich aan deze onevenwichtige relatie te onttrekken. Kenmerkend voor deze onevenwichtigheid is onder andere de periode waarin het [slachtoffer], naar het gevoel van cliënt van de ene op de andere dag, de relatie beëindigde volgens cliënt met de mededeling "de koek is op".
29. Cliënt moest eigenlijk het huis verlaten van [slachtoffer], maar anderzijds liet zij hem niet gaan omdat zij hem nodig had voor praktische zaken zoals het huishouden en de opvang van [betrokkene 2]. Getuigen hebben verklaard dat het slachtoffer misbruik bleef maken van de goedheid van cliënt. Cliënt heeft verklaard dat hij in die periode wel de woning aan de [a-straat] wilde verlaten, maar daartoe de financiële middelen niet had.
30. Naast de enorme spanningen die de relatie (ook na beëindiging daarvan) met zich meebracht voor cliënt, leed cliënt, zoals in 2002 bekend werd, aan botkanker. De ziekte was een lijdensweg voor hem. Er waren uitzaaiingen geconstateerd en hij heeft twee zware operaties aan zijn borstkast ondergaan, waarbij de gehele borstkast is opengelegd. Lange tijd heeft cliënt in onzekerheid verkeerd of hij deze ziekte zou kunnen overwinnen.
31. Cliënt heeft verklaard in die periode geen enkele steun te hebben ondervonden van [slachtoffer] en in de periode dat cliënt in het ziekenhuis lag heeft hij [betrokkene 2] niet gezien. Na ontslag uit het ziekenhuis bracht hij de nachten door op de bank in de woning aan de [a-straat] en overdag verzorgde hij het huishouden, kluste in de woning en ving hij [betrokkene 2] op. Cliënt heeft verteld deze periode te herinneren als een periode waarin hij geen emoties meer had, hij verkeerde in een roes en waarin hij soms dagenlang niet sliep.
32. Daarbij kwam dat [slachtoffer] geen geheim maakte van haar chatsessies met andere mannen, met wie zij soms ook afsprak. Cliënt had het er zeer zwaar mee om te zien dat [betrokkene 2] tijdens dergelijke afspraken werd meegenomen en zodoende met meerdere mannen, waarvan cliënt vermoedde dat deze verkeerden in een dubieus milieu, werd geconfronteerd.
33. Door al deze omstandigheden was cliënt, zoals blijkt uit de rapporten, ernstig overbelast geraakt. Volgens de deskundigen is cliënt "een uiterst conflictmijdende man die zichzelf wegcijfert en agressie, in welke vorm dan ook, in hoge mate loochent". Gesproken wordt van een bovenmenselijk incasseringsvermogen en een buitengewone agressie-remming.
34. Ook zal de slechthorendheid van cliënt bijgedragen hebben aan een verhoging van de uitputting en de stress, zoals blijkt uit de rapportage van het PBC.
35. De confrontatie met [slachtoffer] op 5 april 2004 waarin cliënt zich wederom tot op het bot gekrenkt en vernederd voelde en hij het gevoel had dat hij zijn twee dochters moest verloochenen, blijkt de trigger te zijn geweest.
36. Deze van buiten komende druk, die een interne stoornis tot gevolg heeft gehad, al dan niet in wisselwerking met de volgens de gedragsdeskundigen bestaande abnormale geestesgesteldheid ten tijde van het delict, heeft ertoe geleid dat cliënt in een (door de psychiater geconstateerde) acute dissociatieve toestand is komen te verkeren.
37. In deze dissociatieve toestand, waarbij sprake was van een ernstige vernauwing van het bewustzijn, heeft cliënt [slachtoffer] gewurgd. Aannemelijk is dat cliënt niet in staat was te denken op dat moment, laat staan keuzes te maken, althans in ernstig beperkte mate.
38. Net als in het geval waarin uw Hof oordeelde in mei 1999 (DD 30 november 2000, pg 875 - 890) dat sprake was van psychische overmacht, verkeerde cliënt in een staat waarin iemand wel in staat is tot handelen maar als het ware ontkoppeld (gedissocieerd) is, en ook hier dient de psychische overmacht bij cliënt te worden erkend.
39. In eerste aanleg heeft de OvJ sterk de nadruk willen leggen op de keuze van cliënt om de confrontatie met [slachtoffer] aan te gaan, door zijn twee dochters, wetende dat [slachtoffer] dit niet wilde, samen te brengen en vervolgens het gesprek met [slachtoffer] aan te gaan. Voor zover hier een culpa in causa-redenering naar voren wordt gebracht, zal dit aan het beroep op overmacht niet in de weg kunnen staan.
40. Cliënt heeft inderdaad een keer van zijn habituele gewoonte om conflicten te vermijden afgeweken en heeft een besluit genomen waarvan hij wist dat [slachtoffer] het daar niet mee eens zou zijn. Dit is echter onvoldoende om aan te nemen dat cliënt zich willens en wetens zou hebben begeven in een situatie waarin het optreden van een hevige gemoedsbeweging (bij cliënt) voorspelbaar was en een handeling als het bewezenverklaarde feit niet denkbeeldig, laat staan dat cliënt zich "willens en wetens zou hebben blootgesteld aan de invloed van een drang waaraan hij geen weerstand kon bieden" (Vergelijk het arrest van de Hoge Raad van 13 juni 1989, NJ 1990, 48, m.nt 'tH", waarin de Hoge Raad dit criterium hanteerde).
41. Een en ander geldt temeer nu cliënt, zoals geconstateerd ook door de deskundigen, - tot aan die bewuste dag - blijk heeft gegeven van een bovenmenselijk incasseringsvermogen en een buitengewone agressieremming.
42. Nu cliënt heeft gehandeld uit psychische overmacht dient - mocht Uw Hof het feit bewezen achten - ontslag van alle rechtsvervolging te volgen.
(...)
CONCLUSIE
Primair: vrijspraak van zowel de tenlastegelegde moord als de tenlastegelegde doodslag, subsidiair: ontslag van rechtsvervolging vanwege de schulduitsluitingsgrond psychische overmacht, meer subsidiair verzoek ik u namens cliënt het advies van het Pieter Baan Centrum te volgen en derhalve TBS met voorwaarden op te leggen, bestaande uit opname in VIA, landelijk centrum GGZ en Gehoorstoornissen, met eventueel een gevangenisstraf die (nagenoeg) gelijk is aan de duur van de gevangenisstraf die cliënt inmiddels heeft ondergaan."