ECLI:NL:HR:2007:AZ6945
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- E.N. Punt
- Rechtspraak.nl
De fiscale status van een predikant als ondernemer in de inkomstenbelasting
In deze zaak gaat het om de fiscale status van een predikant die in 2000 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd kreeg, gebaseerd op een belastbaar inkomen van ƒ 71.428. Na bezwaar tegen deze aanslag, handhaafde de Inspecteur de aanslag, waarna de belanghebbende in beroep ging bij het Gerechtshof. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond, waarop de belanghebbende in cassatie ging. De Staatssecretaris van Financiën diende een verweerschrift in, en de belanghebbende een conclusie van repliek.
Het Hof oordeelde dat de belanghebbende, als vaste predikant verbonden aan een kerkelijke gemeente en met een vast traktement, niet als zelfstandig beroepsbeoefenaar kon worden aangemerkt volgens artikel 6, lid 2, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. Het Hof stelde vast dat de inkomsten uit de functie van predikant, die zonder gezagsverhouding of dienstbetrekking wordt uitgeoefend, onder artikel 22, lid 1, letter b, van de Wet vallen. De beoordeling of er sprake is van een zelfstandig uitgeoefend beroep hangt af van de zelfstandigheid van de werkzaamheden en het ondernemersrisico. Aangezien de belanghebbende geen ondernemingsrisico loopt, concludeerde het Hof dat de inkomsten niet als zelfstandig inkomen kunnen worden aangemerkt.
De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de belanghebbende niet tot cassatie konden leiden. Het oordeel van het Hof was niet onjuist en de klachten waren gebaseerd op een onjuiste lezing van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is uitgesproken op 26 januari 2007 door de vice-president D.G. van Vliet, samen met de raadsheren P. Lourens en E.N. Punt, in aanwezigheid van waarnemend griffier E. Cichowski.