ECLI:NL:HR:2007:AZ6734

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C06/189HR (1455)
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervroegde onteigening en dagvaardingstermijn in het kader van de Onteigeningswet

In deze onteigeningszaak heeft de Gemeente Tilburg op 25 januari 2006 eiseres tot cassatie gedagvaard voor de rechtbank te Breda. De Gemeente vorderde vervroegd de onteigening van een onroerende zaak, gelegen in Tilburg, met een oppervlakte van 0.03.66 ha, ten behoeve van de ruimtelijke ontwikkeling en volkshuisvesting. De rechtbank heeft op 7 juni 2006 de gevorderde onteigening vervroegd uitgesproken en een voorschot op de schadeloosstelling vastgesteld op € 600.000,--. Eiseres heeft tegen dit vonnis beroep in cassatie ingesteld, waarbij de Gemeente heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman, die ook tot verwerping van het beroep strekte, in overweging genomen.

De Hoge Raad oordeelde dat de dagvaarding tijdig was uitgebracht, ondanks de wetswijziging per 1 juli 2005, die de termijn voor de dagvaarding in onteigeningszaken betreft. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de slotzin van artikel 54g van de Onteigeningswet, die de termijn voor de dagvaarding regelt, niet van toepassing was, en dat de dagvaarding binnen de gestelde termijn was uitgebracht. De Hoge Raad heeft het beroep van eiseres verworpen en haar in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van de Gemeente zijn begroot op € 367,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren P.C. Kop, E.J. Numann, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 13 april 2007.

Uitspraak

13 april 2007
Eerste Kamer
Nr. C06/189HR (1455)
RM/MK
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: aanvankelijk mr. P.J.L.J. Duijsens, thans mr. J.I. van Vlijmen,
t e g e n
DE GEMEENTE TILBURG,
gevestigd te Tilburg,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt.
1. Het geding in feitelijke instantie
Verweerster in cassatie (hierna: de Gemeente) heeft bij exploot van 25 januari 2006 eiseres tot cassatie (hierna: [eiseres]) gedagvaard voor de rechtbank te Breda en ten behoeve van het belang van de ruimtelijke ontwikkeling en van de volkshuisvesting gevorderd ten name van de Gemeente vervroegd uit te spreken de onteigening van de in de dagvaarding omschreven onroerende zaak, kadastrale aanduiding gemeente Tilburg, sectie [A], nr. [001], totaal groot 0.03.66 ha (hierna: het perceel), met bepaling van een voorschot op de aan [eiseres] toe te kennen schadeloosstelling.
[Eiseres] heeft de vordering van de Gemeente bestreden.
Bij vonnis van 7 juni 2006 heeft de rechtbank onder meer de gevorderde onteigening vervroegd uitgesproken, het voorschot op de schadeloosstelling voor [eiseres] vastgesteld op € 600.000,--, en bepaald dat het deskundigenrapport van 24 januari 2006 (van de eerder bij beschikking van 6 juni 2005 benoemde deskundigen) op 5 juli 2006 ter griffie diende te worden gedeponeerd.
Dit vonnis is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
[Eiseres] heeft tegen het vonnis van de rechtbank beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Gemeente heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In deze onteigeningszaak heeft de op grond van art. 54a lid 1 Ow. door de Gemeente verzochte opneming door deskundigen op 13 juni 2005 plaatsgevonden. Het raadsbesluit tot onteigening van het perceel van [eiseres] is eerst nadien, te weten op 1 december 2005, bij Koninklijk Besluit goedgekeurd. De Gemeente heeft bij exploot van 24 januari 2006 [eiseres] gedagvaard en ten behoeve van de ruimtelijke ontwikkeling en van de volkshuisvesting gevorderd vervroegd uit te spreken de onteigening van bedoeld perceel, met bepaling van een voorschot op de aan [eiseres] toe te kennen schadeloosstelling. De rechtbank heeft die vordering toegewezen zoals hiervoor onder 1 vermeld.
3.2.1 Het middel keert zich tegen het oordeel van de rechtbank dat de dagvaarding, niettegenstaande het feit dat de slotzin van art. 54g Ow. - luidende "Ingeval de openbaarmaking, bedoeld in art. 15, eerste lid nog niet heeft plaatsgevonden op de dag van de opneming, vangt de termijn van twee maanden aan op de dag van de openbaarmaking." - met ingang van 1 juli 2005 is komen te vervallen, tijdig is uitgebracht, namelijk binnen twee maanden na de openbaarmaking van het op 1 december 2005 genomen Koninklijk Besluit.
3.2.2 Het middel klaagt dat de rechtbank ten onrechte dan wel onvoldoende gemotiveerd heeft geoordeeld dat het vervallen van genoemde slotzin een kennelijke vergissing van de wetgever betreft en dat zij ten onrechte de zaak zelf heeft afgedaan, zonder opnieuw een descente te gelasten en/of de deskundige de gelegenheid te bieden zich opnieuw uit te laten over de tot na de dagvaarding van januari 2006 bijgewerkte gegevens.
3.2.3 De klacht faalt omdat uit de, in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 2.5 geciteerde, toelichting op de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb (Wet van 22 juni 2005, Stb. 282), moet worden afgeleid, en in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel Invoeringswet ruimtelijke ordening (Kamerstukken II 2006/07, 30938, nr. 3, p. 28-29) wordt bevestigd, dat met het schrappen van de slotzin van art. 54g Ow. niet werd beoogd wijziging te brengen in de tot dan toe geldende termijnen voor het uitbrengen van een dagvaarding waarbij de vervroegde uitspraak tot onteigening wordt gevorderd. Bij dat uitgangspunt is het oordeel van de rechtbank dat de dagvaarding tijdig is uitgebracht juist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Gemeente begroot op € 367,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren P.C. Kop, E.J. Numann, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 13 april 2007.