ECLI:NL:HR:2007:AZ6718

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C05/206HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van werkgever voor schade na bedrijfsongeval tijdens vakbeurs

In deze zaak gaat het om een schadevordering van een werknemer tegen zijn werkgever op basis van artikel 7:685 van het Burgerlijk Wetboek, na een ongeval dat plaatsvond tijdens het inrichten van een stand op een vakbeurs. De werknemer, aangeduid als [verweerder], heeft de werkgever, aangeduid als [eiseres], gedagvaard voor de rechtbank, sector kanton, te Dordrecht, en vorderde schadevergoeding voor de opgelopen schade als gevolg van een bedrijfsongeval op 26 november 1998. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 24 maart 2003 een comparitie van partijen gelast en in een eindvonnis van 14 juli 2003 geoordeeld dat de werkgever aansprakelijk is voor de schade van de werknemer. De werkgever heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 15 maart 2005 het vonnis van de kantonrechter heeft bekrachtigd. De werkgever heeft vervolgens cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 16 maart 2007 het beroep in cassatie verworpen, waarbij de Hoge Raad oordeelde dat de klachten in de middelen niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad heeft de werkgever ook veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 362,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

16 maart 2007
Eerste Kamer
Nr. C05/206HR
MK/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. R.T.R.F. Carli,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. E. Grabandt.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerder in cassatie - verder te noemen: [verweerder] - heeft bij exploot van 23 december 2002 - eiseres tot cassatie - verder te noemen: [eiseres] - gedagvaard voor de rechtbank, sector kanton, te Dordrecht, locatie Gorinchem, en gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat [eiseres] aansprakelijk is voor de door [verweerder] opgelopen schade als gevolg van het hem op 26 november 1998 overkomen bedrijfsongeval en dat [eiseres] die schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, aan [verweerder] dient te vergoeden, met veroordeling van [eiseres] in de kosten.
[Eiseres] heeft de vordering bestreden.
De kantonrechter heeft bij tussenvonnis van 24 maart 2003 een comparitie van partijen gelast en bij eindvonnis van 14 juli 2003 voor recht verklaard dat [eiseres] aansprakelijk is voor de door [verweerder] opgelopen schade als gevolg van het hem op 26 november 1998 overkomen bedrijfsongeval en [eiseres] veroordeeld tot vergoeding van deze schade op te maken bij staat.
Tegen dit eindvonnis van de kantonrechter heeft [eiseres] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij arrest van 15 maart 2005 heeft het hof het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 362,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren P.C. Kop, als voorzitter, A. Hammerstein en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 16 maart 2007.