ECLI:NL:HR:2007:AZ6708
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- J.P. Balkema
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Zedenzaak en klachtvereiste in strafrechtelijke vervolging
In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht, betreft het een zedenzaak waarbij de verdachte is vervolgd voor ontucht met een minderjarige. Het hof heeft vastgesteld dat er geen formele klacht is ingediend door het slachtoffer of haar wettelijk vertegenwoordiger, maar heeft desondanks geoordeeld dat de verklaring van het slachtoffer tijdens de terechtzitting in hoger beroep als een klacht kan worden opgevat in de zin van artikel 164, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad heeft de vraag behandeld of het hof terecht heeft geoordeeld dat de verklaring van het slachtoffer, die aangaf dat zij het goed vond dat de verdachte gestraft werd, als een klacht kan worden beschouwd. De Hoge Raad concludeert dat het hof niet onjuist heeft geoordeeld en dat de termijn voor het indienen van een klacht pas eindigt op de dag waarop de verjaringstermijn eindigt, zoals bepaald in artikel 70 van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie verworpen, omdat de middelen van de verdachte niet tot cassatie konden leiden. De uitspraak van het hof, waarin de verdachte werd vrijgesproken van het primair tenlastegelegde feit maar wel werd veroordeeld voor het subsidiaire feit, blijft daarmee in stand. De zaak benadrukt het belang van de klachtprocedure in zedenzaken en de voorwaarden waaronder een klacht kan worden geacht te zijn ingediend.