ECLI:NL:HR:2007:AZ6671
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- W.A.M. van Schendel
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van politiediensten bij wederzijdse bijstand in strafzaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 maart 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte was eerder veroordeeld voor het verlaten van de plaats van een verkeersongeval, waarbij hij schade had veroorzaakt aan een personenauto. De verdachte stelde in cassatie dat de processen-verbaal van de Belgische politie niet als bewijs mochten worden gebruikt, omdat de Belgische justitiële autoriteiten hiervoor geen toestemming hadden gegeven. De Hoge Raad oordeelde dat artikel 39 van de Schengenuitvoeringsovereenkomst (SUO) uitsluitend betrekking heeft op de wederzijdse bijstand door politiediensten en dat in dit geval de Belgische politie de processen-verbaal had verstrekt via de justitiële autoriteiten. Hierdoor was er geen sprake van de zelfstandige uitvoering van verzoeken door de politiediensten, zoals bedoeld in artikel 39 SUO. De Hoge Raad concludeerde dat het middel faalt, omdat de betrokkenheid van justitiële autoriteiten in dit geval niet in strijd was met de wet. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, waarmee de eerdere veroordeling in stand bleef. De uitspraak benadrukt de noodzaak van toestemming van justitiële autoriteiten bij het gebruik van buitenlandse processen-verbaal in Nederlandse strafprocedures.