ECLI:NL:HR:2007:AZ6660

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
00635/06 E
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de bewezenverklaring van vernieling door de Hoge Raad

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 maart 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden. De verdachte was eerder veroordeeld voor meerdere strafbare feiten, waaronder vernieling van een deurklink en een ruit in een ophoudkamer van het politiebureau in Roden. De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring van de vernieling van de ruit niet voldoende was onderbouwd door de gebezigde bewijsmiddelen. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem voor herbehandeling. De advocaat van de verdachte, mr. W.M. Bierens, had middelen van cassatie voorgesteld, waarbij de Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak, maar alleen ten aanzien van de strafoplegging. De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring niet voldeed aan de eisen van de wet, omdat de inhoud van de bewijsmiddelen niet kon ondersteunen dat de verdachte ook een ruit had vernield. De zaak zal nu opnieuw worden behandeld door het Gerechtshof, waarbij de eerdere veroordeling niet in stand kan blijven.

Uitspraak

13 maart 2007
Strafkamer
nr. 00635/06 E
SG/IC
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden, Economische Kamer, van 3 november 2005, nummer 24/000469-03, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1955, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van Economische Politierechter in de Rechtbank te Assen van 18 maart 2003 - de verdachte ter zake van 2. "gedraging in strijd met het voorschrift vastgesteld bij artikel 37 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, meermalen gepleegd", 3 primair "overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 7 van de Wet bodembescherming, opzettelijk begaan", 4 primair "wederspannigheid, terwijl het misdrijf of de daarmee gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge hebben" en 5. "opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen" veroordeeld tot vier weken gevangenisstraf, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, alsmede tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van honderd uren, subsidiair vijftig dagen hechtenis met verbeurdverklaring zoals in het arrest omschreven.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. W.M. Bierens, advocaat te Assen, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Wortel heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, doch uitsluitend ten aanzien van de strafoplegging, en tot terug- of verwijzing van de zaak teneinde in zoverre opnieuw te worden afgedaan.
3. Beoordeling van het eerste middel
3.1. Het middel bevat de klacht dat het bewezenverklaarde onder 5 niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan volgen, omdat daaruit niet kan worden afgeleid dat de verdachte een ruit heeft vernield.
3.2. Ten laste van de verdachte is onder 5 bewezenverklaard dat:
"hij op 22 januari 2003 te Roden, opzettelijk en wederrechtelijk de deurklink van de deur tot en een ruit in een ophoudkamer van het politiebureau in Roden, toebehorende aan de Regiopolitie Drenthe, heeft vernield."
3.3. Het Hof heeft tot het bewijs de volgende bewijsmiddelen gebezigd:
a. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van de aangever [aangever]:
"Op 22 januari 2003 is 's middags de deurklink van de toegangsdeur tot de ophoudkamer van het politiebureau aan de Westerstraat 21 in Roden vernield. Deze is aan de binnenzijde van de deur afgebroken. Door een arrestant werd de deurklink van de toegangsdeur van de ophoudkamer afgebroken. De verdachte heeft een goed wat in eigendom toebehoort aan de regiopolitie Drenthe zonder enig recht of toestemming vernield."
b. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
"Vanmorgen was ik thuis in de boerderij. Ik zag dat er drie mannen het erf op kwamen. Ik zag dat het [betrokkene 1] en [betrokkene 2] (het hof leest: [betrokkene 1] en [betrokkene 2]) van de A.I.D. waren. Bij hen was een veearts. Zij wilden de stal in. Ik zei dat ik die veearts niet binnen wou laten. [Betrokkene 2] zei dat hij de politie zou bellen en dat ze toch naar binnen gingen. Zij gingen toen naar de weg en even daarna kwamen er twee politiemensen het erf op. Zij vertelden mij dat ik die mensen van de A.I.D. en de veearts binnen moest laten. Toen we binnen waren pakte [betrokkene 2] de hooivork die ik tegen de deur had gezet. Ik zei hem dat hij die vork moest laten staan. Wij trokken alle twee aan de vork en de politieman kwam erbij. Ik begreep dat ik was aangehouden en dat ik mee moest naar het politiebureau. Ik zei dat ik dat niet deed. Ik moest mee naar het bureau en ze hadden me nog niet. Toen de politieman achter me ging staan, heb ik hem gezegd dat hij een minne rothond was. Ik heb achteruit geschopt en ik voelde dat ik hem raakte. Ik werd in een politieauto gezet en naar het politiebureau gebracht. Ik werd toen in een kamer gezet. Ik wachtte nog weer even en toen trok ik aan de deur en de klink van de deur knapte af."
3.4. Aangezien deze bewezenverklaring, voor zover behelzende "en een ruit in" niet door de inhoud van enig bewijsmiddel wordt geschraagd, is de uitspraak niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
3.5. Het middel is terecht voorgesteld.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het tweede middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
Vernietigt de bestreden uitspraak;
Verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren W.A.M. van Schendel en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 13 maart 2007.