ECLI:NL:HR:2007:AZ6641

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C06/207HR (1456)
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onteigening van grond door gemeente ten behoeve van bestemmingsplan en luchtkwaliteitsonderzoek

In deze zaak gaat het om een onteigeningsprocedure waarbij de gemeente Berkel en Rodenrijs grond wenst te verwerven voor de uitvoering van een bestemmingsplan, specifiek voor een verkeersweg. De eiser, eigenaar van de onroerende zaken, heeft zich verzet tegen de onteigening op basis van het argument dat er onvoldoende onderzoek is gedaan naar de gevolgen voor de luchtkwaliteit, zoals vereist door het Besluit luchtkwaliteit. De rechtbank Rotterdam heeft op 7 juni 2006 de onteigening vervroegd uitgesproken en een voorschot op de schadeloosstelling vastgesteld op € 70.432,--. De eiser heeft hiertegen cassatie ingesteld.

De Hoge Raad heeft op 27 april 2007 uitspraak gedaan in deze zaak. De advocaat-generaal L.A.D. Keus heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de noodzaak tot onteigening niet kan worden betwist op basis van het ontbreken van onderzoek naar de luchtkwaliteit, aangezien het Besluit luchtkwaliteit niet is bedoeld ter bescherming van private eigendommen, maar ter bescherming van de luchtkwaliteit zelf. De rechtbank heeft het verweer van de eiser terecht verworpen, en de Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eiser in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld.

Deze uitspraak benadrukt de scheiding tussen de verantwoordelijkheden van de onteigeningsrechter en de vereisten van milieuwetgeving, en bevestigt dat de onteigeningsprocedure niet kan worden vertraagd door argumenten die betrekking hebben op luchtkwaliteitsonderzoek dat niet specifiek gericht is op de onteigening zelf.

Uitspraak

27 april 2007
Eerste Kamer
Nr. C06/207HR (1456)
MK
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. J.A.M.A. Sluysmans,
t e g e n
DE GEMEENTE BERKEL EN RODENRIJS,
zetelende te Berkel en Rodenrijs,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. P.S. Kamminga.
1. Het geding in feitelijke instantie
Verweerster in cassatie (hierna: de Gemeente) heeft bij exploot van 27 december 2005 eiser tot cassatie (hierna: [eiser]) gedagvaard voor de rechtbank Rotterdam en ten behoeve van de ruimtelijke ontwikkeling en de volkshuisvesting van de gemeente Berkel en Rodenrijs gevorderd ten name van de Gemeente vervroegd uit te spreken de onteigening van de in de dagvaarding omschreven gedeelte ter grootte van 1.196 centiare (grondplannummer 1 en 2) van de onroerende zaken met de kadastrale aanduiding gemeente Berkel en Rodenrijs, sectie [A], nrs. [0001] en [0002], waarvan [eiser] als eigenaar is aangewezen en het bedrag van de schadeloosstelling vast te stellen op € 70.432,--.
Na een tussenvonnis van 15 maart 2006 heeft de rechtbank bij vonnis van 7 juni 2006 onder meer de gevorderde onteigening vervroegd uitgesproken, het voorschot op de schadeloosstelling voor [eiser] vastgesteld op € 70.432,-- en drie deskundigen en een rechter-commissaris benoemd.
Dit vonnis is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
[Eiser] heeft tegen het vonnis van de rechtbank van 7 juni 2006 beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Gemeente heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
3.1. [Eiser] heeft tegen de vordering tot onteigening het verweer gevoerd dat de noodzaak tot onteigening ontbreekt nu ten onrechte noch bij de totstandkoming van het bestemmingsplan, noch bij de totstandkoming van het onteigeningsbesluit en de goedkeuring daarvan bij Koninklijk Besluit, (voldoende) onderzoek is gedaan ingevolge art. 5 en volgende van het Besluit luchtkwaliteit (Besluit van 11 juni 2001, Stb. 269), of ingevolge het Besluit luchtkwaliteit 2005 (Besluit van 20 juni 2005, Stb. 316), naar de gevolgen voor de luchtkwaliteit en het geluid bij uitvoering van het bestemmingsplan, en daarom de ter plaatse van het onteigende aangegeven bestemming "verkeersweg" niet gerealiseerd kan worden binnen de vigerende milieuregelgeving. Het middel bestrijdt de verwerping van dit verweer.
3.2. Het middel faalt. Het - inmiddels ingetrokken - Besluit luchtkwaliteit strekte niet tot bescherming van de private eigendom, maar tot bescherming van de luchtkwaliteit. Hetzelfde geldt voor het sinds 5 augustus 2005 geldende Besluit luchtkwaliteit 2005. De verwerving van grond door een gemeente ten behoeve van de uitvoering van een bestemmingsplan is, ook indien die geschiedt door middel van onteigening, niet een uitoefening van een bevoegdheid als bedoeld in art. 5 en volgende van het Besluit luchtkwaliteit en in art. 7 van het Besluit luchtkwaliteit 2005. De onteigeningsnoodzaak en de rechtmatigheid van een onteigeningsbesluit kunnen daarom niet worden betwist op de grond dat geen of onvoldoende onderzoek is gedaan ingevolge het Besluit luchtkwaliteit of het Besluit luchtkwaliteit 2005. De onteigeningsrechter moet dan ook voorbijgaan aan een tegen een vordering tot onteigening gevoerd verweer als het onderhavige. De rechtbank heeft het verweer van [eiser] dus terecht verworpen en de gronden waarop zij dat deed, behoeven daarom in cassatie niet te worden onderzocht. Alle klachten van het middel stuiten hierop af.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Gemeente begroot op € 2.186,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, A. Hammerstein, J.C. van Oven en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 27 april 2007.