ECLI:NL:HR:2007:AZ6639

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C05/330HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomsten en betaling van huurachterstand

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 maart 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de ontbinding van huurovereenkomsten en de betaling van huurachterstand. De eiser, zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, had de woningbouwvereniging Het Oosten en N.V. Stadsgoed gedagvaard voor de rechtbank te Amsterdam. De eiser vorderde ontbinding van de huurovereenkomsten voor zowel bedrijfsruimte als woonruimte, alsook betaling van een huurachterstand van ƒ 27.420,06 en buitengerechtelijke kosten van ƒ 3.381,72, vermeerderd met wettelijke rente.

De kantonrechter heeft op 16 augustus 2001 de vordering in conventie toegewezen, maar de vorderingen in reconventie van de eiser afgewezen. De eiser ging in hoger beroep, maar de rechtbank te Amsterdam bekrachtigde op 16 juni 2004 het vonnis van de kantonrechter. Hierop heeft de eiser beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en de klachten in de middelen afgewezen, omdat deze niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoefden, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweersters zijn begroot op € 891,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De uitspraak van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann.

Uitspraak

30 maart 2007
Eerste Kamer
Nr. C05/330HR
MK/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
1. WONINGBOUWVERENIGING HET OOSTEN,
2. N.V. STADSGOED,
beide gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTERS in cassatie,
advocaat: mr. E. Grabandt.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweersters in cassatie - verder gezamenlijk te noemen: Het Oosten c.s., dan wel afzonderlijk: Het Oosten en Stadsgoed - hebben bij exploot van 19 september 2000 eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - gedagvaard voor de rechtbank, sector kanton, te Amsterdam, en gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de huurovereenkomsten met betrekking tot de bedrijfsruimte en de woonruimte, gelegen aan de [a-straat 1] te [plaats], tussen partijen te ontbinden dan wel ontbonden te verklaren, [eiser] te veroordelen om aan Het Oosten c.s. te betalen een bedrag van ƒ 27.420,06 aan huurachterstand en ƒ 3.381,72 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente en voorts [eiser] te veroordelen om over de periode vanaf de ontbinding van de huurovereenkomst tot de ontruiming van de bedrijfsruimte en de woonruimte aan Het Oosten c.s. een vergoeding gelijk aan de huurprijs per maand te betalen.
[Eiser] heeft de vordering bestreden en in voorwaardelijke reconventie gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, een verklaring voor recht dat Het Oosten c.s. toerekenbaar tekort zijn geschoten in de nakoming van hun onderhoudsverplichting, een verklaring voor recht dat de ontruiming van de bedrijfsruimte en de woonruimte onrechtmatig is geweest en Het Oosten c.s. uit dien hoofde aansprakelijk zijn voor zijn schade, voorts Het Oosten c.s. te veroordelen tot betaling van schadevergoeding op te maken bij staat, een verklaring voor recht dat [eiser] gerechtigd is om de nog verschuldigde huur op te schorten en te verrekenen met voornoemde schadevergoeding en een machtiging om [betrokkene 1] in zijn plaats te stellen als huurder van de bedrijfsruimte.
De kantonrechter heeft bij vonnis van 16 augustus 2001 de vordering in conventie toegewezen, met dien verstande dat een bedrag van ƒ 2.775,-- aan buitengerechtelijke kosten is toegekend en in reconventie de vorderingen afgewezen.
Tegen het vonnis van de kantonrechter heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij de rechtbank te Amsterdam.
Bij vonnis van 16 juni 2004 heeft de rechtbank het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd.
Het vonnis van de rechtbank is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het vonnis van de rechtbank heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het Oosten c.s. hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 2 februari 2007 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Het Oosten c.s. begroot op € 891,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren P.C. Kop, als voorzitter, J.C. van Oven en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 30 maart 2007.