ECLI:NL:HR:2007:AZ6528

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C05/341HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid KNAF voor afgelasting kartwedstrijd

In deze zaak vorderden een groep deelnemers aan een kartwedstrijd schadevergoeding van de KNAF (Koninklijke Nederlandse Autosport Federatie) na de afgelasting van een wedstrijd op 28 maart 1999. De eisers, die zich hadden ingeschreven voor de wedstrijd, stelden dat de KNAF tekort was geschoten in haar zorgplicht bij de organisatie van het evenement. De rechtbank te 's-Gravenhage had in eerdere vonnissen de vordering van de eisers toegewezen, maar de KNAF ging in hoger beroep. Het gerechtshof te 's-Gravenhage vernietigde de eerdere vonnissen en wees de vorderingen van de eisers af, wat leidde tot cassatie bij de Hoge Raad.

De Hoge Raad oordeelde dat de KNAF, als organisatie verantwoordelijk voor de reglementering en controle van autosportevenementen, een zorgplicht had ten opzichte van de deelnemers. De KNAF had de verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat de wedstrijd zonder problemen kon plaatsvinden, en had moeten anticiperen op mogelijke conflicten met sponsors en bandencontracten. De Hoge Raad vernietigde de arresten van het hof en verwees de zaak terug naar het gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling. Tevens werd de KNAF veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.

De uitspraak benadrukt de zorgvuldigheidsnormen die organisaties zoals de KNAF in acht moeten nemen bij de organisatie van sportevenementen, en de juridische relaties die ontstaan tussen de organisatie en de deelnemers. De zaak illustreert ook de complexiteit van aansprakelijkheid in de context van sportevenementen, waar meerdere partijen betrokken zijn en waar contractuele en onrechtmatige daad grondslagen voor vorderingen kunnen zijn.

Uitspraak

6 april 2007
Eerste Kamer
Nr. C05/341HR
RM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiser 1],
wonende te [woonplaats]
2. [Eiser 2],
wonende te [woonplaats],
3. [Eiser 3],
wonende te [woonplaats],
4. [Eiser 4],
wonende te [woonplaats],
5. [Eiser 5],
wonende te [woonplaats],
6. [Eiser 6],
wonende te [woonplaats],
7. [Eiser 7],
wonende te [woonplaats],
8. [Eiser 8],
wonende te [woonplaats],
9. [Eiser 9],
wonende te [woonplaats],
10. [Eiseres 10],
wonende te [woonplaats],
11. [Eiser 11],
wonende te [woonplaats],
12. [Eiser 12],
wonende te [woonplaats],
13. [Eiser 13],
wonende te [woonplaats],
14. [Eiser 14],
wonende te [woonplaats],
15. [Eiser 15],
wonende te [woonplaats],
16. [Eiser 16],
wonende te [woonplaats],
17. [Eiser 17],
wonende te [woonplaats],
18. [Eiser 18],
wonende te [woonplaats],
19. [Eiser 19],
wonende te [woonplaats],
20. [Eiser 20],
wonende te [woonplaats],
21. [Eiser 21],
wonende te [woonplaats],
22. [Eiser 22],
wonende te [woonplaats],
23. [Eiser 23],
wonende te [woonplaats],
24. [Eiser 24],
wonende te [woonplaats],
25. [Eiser 25],
wonende te [woonplaats],
26. [Eiser 26],
wonende te [woonplaats],
27. [Eiser 27],
wonende te [woonplaats],
28. [Eiser 28],
wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. F.E. Vermeulen,
t e g e n
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid VERENIGING KNAC NATIONALE AUTOSPORT FEDERATIE,
gevestigd te Leiden,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: aanvankelijk mr. J. Wuisman, thans mr. J. de Bie Leuveling Tjeenk.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eisers tot cassatie - verder te noemen: [eiser] c.s. - hebben bij exploot van 6 juli 1999 verweerster in cassatie - verder te noemen: de KNAF - gedagvaard voor de rechtbank te 's-Gravenhage en gevorderd te verklaren voor recht dat de KNAF jegens [eiser] c.s. toerekenbaar tekort is geschoten dan wel onzorgvuldig heeft gehandeld bij de organisatie van de Cupwedstrijd te Venray op 28 maart 1999 en aansprakelijk is voor de door [eiser] c.s. deswege geleden schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
De KNAF heeft de vordering bestreden.
Bij tussenvonnis van 11 juli 2001 heeft de rechtbank geoordeeld dat voor de door [eiser] c.s. gevorderde schadestaatprocedure geen plaats is, aangezien [eiser] c.s. reeds bij repliek hebben aangegeven dat inmiddels een gedetailleerde opgave van de schade bestaat. De zaak is derhalve naar de rol verwezen voor uitlating door [eiser] c.s. omtrent de door hen geleden schade. Nadat [eiser] c.s. een akte hadden genomen en de KNAF op die akte had gereageerd, heeft de rechtbank bij eindvonnis van 27 maart 2002 de vordering van [eiser] c.s. toegewezen en KNAF veroordeeld tot betaling van de in het dictum van het eindvonnis genoemde bedragen. Het meer of anders gevorderde heeft de rechtbank afgewezen.
Tegen beide vonnissen van de rechtbank heeft de KNAF hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. [Eiser] c.s. hebben incidenteel hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft bij tussenarrest van 18 december 2003 [eiser] c.s. toegelaten tot het horen van getuigen ten bewijze van feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat de KNAF de overeenkomst heeft gesloten tot huur van de wedstrijdbaan voor de op 28 maart 1999 geplande cupwedstrijd te Venray. Na getuigenverhoren heeft het hof bij eindarrest van 1 september 2005, in het principaal en in het incidenteel beroep, de bestreden vonnissen vernietigd en de vorderingen afgewezen.
Beide arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen zowel het tussen- als het eindarrest van het hof hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De KNAF heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor [eiser] c.s. mede door mr. N.T. Dempsey, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) De KNAF is een organisatie waaraan, zowel door het Ministerie van VWS als door de internationale autosportorganisatie FIA, de reglementering van en de controle op de organisatie en veiligheid van auto- en kartsportevenementen in Nederland is gedelegeerd.
(ii) De leden van de KNAF, verenigingen en stichtingen die het organiseren van auto- en kartsportevenementen als doelstelling hebben, zijn per tak van autosport in secties (in totaal acht) ingedeeld. De sectie Karting heeft drie onderafdelingen, te weten: Sprint, Endurance en Indoor.
(iii) De afdeling Sprint is verantwoordelijk voor - onder meer - de coördinatie van de NK- en Cupwedstrijden.
(iv) In de statuten komen onder meer de volgende artikelen voor:
'Bevoegdheden tot het organiseren van/deelnemen aan autosportevenementen
Artikel 5.
1. a. De KNAF heeft het recht ten behoeve van het organiseren van, of het deelnemen aan evenementen, licenties te verstrekken, (...)
2. Autosport mag alleen worden georganiseerd door die leden van de KNAF die daartoe door de KNAF gelicentieerd zijn.
3. Aan autosportevenementen mag alleen worden deelgenomen door hen die in het bezit zijn van de vereiste licentie, uitgegeven door of namens een door de FIA erkende ASN.
(...)
Leden, donateurs en ondersteunende leden
Artikel 6.
1. Leden van de federatie kunnen zijn:
a. Rechtspersonen die tot doel hebben het organiseren en/of realiseren van de in de doelstelling van deze statuten omschreven aktiviteiten zoals organisatoren, (...)
3. Licentiehouders zijn ondersteunende leden. Voor hen gelden de rechten en plichten van een donateur.
Het worden van lid, erelid of donateur
Artikel 7.
(...)
4. Ondersteunend lid is men automatisch door het hebben van een licentie zoals bedoeld in artikel 5.'
(v) Aan [eiser] c.s. zijn door de KNAF licenties verstrekt tot het deelnemen aan kartwedstrijden.
(vi) Deze kartwedstrijden worden beheerst door het 'Reglement Kampioenschappen en Cupwedstrijden'. De artikelen 1 en 4 van bedoeld reglement luiden - voorzover van belang - als volgt:
"Art. 1 Organisatie
De organisatie van een wedstrijd voor het Nederlands Kampioenschap of Cup wordt uitgevoerd door een kartclub met een geldige organisatielicentie, (...)
Art. 4 Inschrijving
De inschrijving volgens art. 10 NRK voor het Nederlands Kampioenschap en Cups dient te geschieden bij het secretariaat van de sectie Karting (...)".
(vii) Artikel 4 van het Nederlands Reglement Karting luidt als volgt:
"a. Het toezicht op de kartsport in al zijn vormen wordt in elk land uitgeoefend door de Nationale Sportautoriteit die door zijn lidmaatschap van de FIA houder is van de sportautoriteit. In Nederland is dit de KNAF.
b. De KNAF delegeert het toezicht op de kartsport aan de sectie karting, waarbij alle door de KNAF erkende kartclubs en kartbanen zijn aangesloten. Deze clubs dienen kartwedstrijden te organiseren (...).
c. De KNAF Sectie Karting heeft de taak de kartsport te leiden, te reglementeren en te controleren. Zij heeft hiertoe een aantal taken gedelegeerd aan de afdelingen SPRINT - ENDURANCE - INDOOR."
(viii) De KNAF heeft aan de licentiehouders een brief met de volgende inhoud doen toekomen:
"Uit verschillende bronnen is ons ter ore gekomen dat er veel onduidelijkheid zou bestaan bij rijders over een aantal zaken die het bestuur en het reglement betreffen. (...)
De sectie karting
De oude vertrouwde sectie; het platform voor alle leden, blijft uiteraard bestaan. Zij heeft echter de nodige taken gedelegeerd aan de drietal onderafdelingen. Dit zijn Sprint, Endurance en Indoor. (...)
Afdeling Sprint
Zoals gezegd, de uitvoerende taak ligt bij de afdeling. Zij is verantwoordelijk voor:
- De coördinatie van de organisatie van de NK en CUP wedstrijden. (De organisatie zelf wordt door de verenigingen uitgevoerd), - De jaarlijkse financiële verantwoording aan de leden, - Het opstellen van de reglementen en de wedstrijdkalender, - Het onderhouden van contacten met derden, - Het werven van sponsors, en het verbeteren van de publiciteit."
(ix) [Eiser] c.s. hebben zich voor de op 28 maart 1999 geplande Cupwedstrijd in de Klasse Intercontinentaal A te Venray ingeschreven met behulp van het daartoe aangereikte en van het logo van de KNAF voorziene "Inschrijfformulier NK en Cup Karting 1999".
(x) Kart Club Noord Nederland (hierna: KCNN) heeft de Cupwedstrijd georganiseerd. De voor de wedstrijd door de KNAF bindend voorgeschreven banden waren de "Bridgestone YEZ" en bij regen de "Bridgestone YGP".
(xi) Daar de baaneigenaar/-exploitant een contract met de importeur van Maxxis-banden had, is de wedstrijd uiteindelijk niet doorgegaan.
(xii) De KNAF heeft bij haar schrijven van 1 april 1999 - onder meer - het volgende aan de rijders in de Klasse Intercontinentaal A bericht:
"Naar aanleiding van de grote onrust in deze klasse heeft het bestuur van de afdeling Sprint overleg gevoerd en daaruit de conclusie getrokken om alle ICA-rijders deze brief te sturen. (...)
De KNAF had begin november de baan op Venray besproken, onkundig van een contract tussen de baan en de importeur van Maxxis banden. (...)
Hoe dan ook, het Nederlands kartreglement werd begin februari aangepast en er werd toen besloten dat de ICA dit jaar op Bridgestone banden moest gaan rijden. Op dat moment wisten we niets van de overeenkomst tussen Venray en MAXXIS."
3.2.1 In dit geding vorderen [eiser] c.s. schadevergoeding van de KNAF. De vordering strekt tot vergoeding van door [eiser] c.s. met het oog op de wedstrijd van 28 maart 1999 gemaakte kosten, die tevergeefs zijn gemaakt doordat die wedstrijd op het laatste moment is afgelast. [eiser] c.s. hebben hun vordering primair gebaseerd op wanprestatie en subsidiair op onrechtmatige daad.
3.2.2 De rechtbank heeft de vordering op de primaire grondslag afgewezen omdat het bestaan van enige overeenkomst tussen de KNAF en [eiser] c.s. in rechte niet is gebleken of aannemelijk is gemaakt. Het hof heeft het tegen dit oordeel gerichte incidenteel hoger beroep van [eiser] c.s. in zijn tussenarrest verworpen.
3.2.3 De rechtbank heeft de vordering op de subsidiaire grondslag evenwel toewijsbaar geacht. Daartoe oordeelde de rechtbank (mede) redengevend dat de huurovereenkomst met betrekking tot de wedstrijdbaan in Venray was gesloten door de KNAF en dat de KNAF derhalve betrokken was bij een essentieel onderdeel van de organisatie van de wedstrijd, zodat niet alleen KCNN maar ook de KNAF jegens [eiser] c.s. ervoor zorg diende te dragen dat de wedstrijd zonder noemenswaardige problemen zou kunnen worden verreden; de KNAF had uit dien hoofde attent dienen te zijn op de mogelijkheid van sponsor- en bandencontracten van de baan, en had de daaruit eventueel voortvloeiende problemen reeds op voorhand dienen te ondervangen, temeer nu de KNAF kort voor het verrijden van de wedstrijd het reglement ten aanzien van de te gebruiken banden had gewijzigd.
Op het tegen deze oordelen gerichte principaal hoger beroep van de KNAF heeft het hof in zijn tussenarrest overwogen (rov. 4) dat indien ervan moet worden uitgegaan dat de KNAF het huurcontract heeft gesloten, de betrokkenheid van de KNAF bij de organisatie van de wedstrijd groot genoeg zou zijn om te oordelen dat zij bij het sluiten van dat contract een zodanige zorgvuldigheid in acht behoorde te nemen dat geen discrepantie zou ontstaan tussen hetgeen zij zelf had voorgeschreven ten aanzien van de bij de wedstrijd te gebruiken (Bridgestone-)banden en de eisen die de importeur van Maxxis-banden contractueel aan de baaneigenaar had gesteld; nu de KNAF betwistte dat zij de huurovereenkomst met de baaneigenaar had gesloten, heeft het hof [eiser] c.s. toegelaten te bewijzen dat de huurovereenkomst met betrekking tot de wedstrijdbaan is gesloten door de KNAF. In zijn eindarrest heeft het hof geoordeeld dat [eiser] c.s. niet zijn geslaagd in het leveren van dat bewijs en heeft het, met vernietiging van de rechtbankvonnissen, de vordering van [eiser] c.s. alsnog geheel afgewezen.
3.3 Onderdeel 1, dat de verwerping door het hof van de primaire (contractuele) grondslag van de vordering van [eiser] c.s. betreft, kan niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de in het onderdeel aangevoerde klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3.4 De onderdelen 2 en 3 zijn gericht tegen de verwerping door het hof van de subsidiaire (op onrechtmatige daad gebaseerde) grondslag van de vordering van [eiser] c.s.
In dat verband bestrijdt onderdeel 3 het oordeel van het hof dat [eiser] c.s. niet zijn geslaagd in het leveren van het bewijs dat de huurovereenkomst met betrekking tot de wedstrijdbaan is gesloten door de KNAF. Het onderdeel faalt op de gronden vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 4.34 tot 4.42.
Gelet op het voorgaande dient bij de beoordeling van onderdeel 2 uitgangspunt te zijn dat de huurovereenkomst met betrekking tot de wedstrijdbaan niet is gesloten door de KNAF.
3.5 Onderdeel 2 strekt ten betoge dat het hof op onjuiste dan wel ontoereikende gronden heeft geoordeeld dat de KNAF niet onrechtmatig jegens [eiser] c.s. heeft gehandeld. Het voert daartoe aan (onderdeel 2.1) dat het hof ten onrechte de subsidiaire grondslag van de vordering heeft "vernauwd" tot het in acht nemen van de vereiste zorgvuldigheid "bij het sluiten van de huurovereenkomst met de baaneigenaar", hoewel [eiser] c.s. zich bij de toelichting op deze grondslag steeds hebben beroepen op medeorganisatie dan wel nauwe betrokkenheid van de KNAF bij de wedstrijd. De onderdelen 2.2 - 2.4 klagen dat het hof, indien het wél van de juiste, bredere subsidiaire vorderingsgrondslag van [eiser] c.s. is uitgegaan, in het licht van de vaststaande feiten en van hetgeen [eiser] c.s. verder nog hebben aangevoerd, op ontoereikende gronden heeft geconcludeerd dat de KNAF niet onzorgvuldig heeft gehandeld.
3.6 Indien het hof de subsidiaire grondslag van de vordering van [eiser] c.s. aldus heeft opgevat dat daarin het verwijt aan de KNAF wordt gemaakt dat zij (slechts) bij het sluiten van de huurovereenkomst onzorgvuldig heeft gehandeld, is dat in het licht van de stukken van het geding onbegrijpelijk. In ieder geval in hun memorie van antwoord in het principaal appel hebben [eiser] c.s. - ten verwere tegen appelgrief 1 waarmee de KNAF de door de rechtbank aangenomen aansprakelijkheid uit hoofde van onrechtmatige daad bestreed - feiten en omstandigheden ter onderbouwing van hun subsidiaire grondslag aangevoerd, die klaarblijkelijk een ruimere strekking hadden. Zo hebben [eiser] c.s. in die memorie onder meer gesteld:
- (onder 7) dat artikel 1 van het "Reglement Kampioenschappen en Cupwedstrijden" onder meer bepaalt dat de organisatie van een wedstrijd wordt uitgevoerd door een kartclub met een geldige organisatielicentie "in nauwe samenwerking met het BSK/SPRT (Bestuur Sectie Karting/Afdeling Sprint)" en dat daaruit volgt dat de KNAF door middel van haar Sectie Karting de wedstrijd te Venray "mede georganiseerd heeft, althans dat zij nauw bij de organisatie was betrokken";
- (onder 8) dat die betrokkenheid ook blijkt uit de brief van de KNAF van 1 april 1999 (zie hiervoor in 3.1 onder (xii)) waarin gesteld wordt dat de KNAF de baan te Venray heeft besproken;
- (onder 9 ad b) dat de wedstrijdleider die de wedstrijd heeft afgelast deel uitmaakte van het door BSK/SPRT benoemde "uitvoerend orgaan" en dat dat orgaan deel uitmaakt van de KNAF;
- (onder 9 ad c) dat de KNAF op 4 maart 1999 had besloten de bepaling in het Technisch Reglement met betrekking tot de wedstrijdbanden te wijzigen ingaande 28 maart 1999 (de dag van de wedstrijd), in die zin dat het merk Maxxis werd vervangen door het merk Bridgestone; dat alle deelnemers tijdig van deze wijziging op de hoogte werden gebracht, en dat niet valt in te zien waarom de KNAF na de totstandkoming van deze wijziging - vooral gezien de ingangsdatum die samenviel met de wedstrijd te Venray - niet de wedstrijdbaan vooraf heeft geïnformeerd; dat de KNAF door zulks na te laten het risico van een conflicterend sponsorbelang heeft genomen, althans onvoldoende heeft gedaan om dat risico uit te sluiten en daarmee niet de vereiste zorgvuldigheid jegens [eiser] c.s. in acht heeft genomen;
- (onder 9 ad d) dat onjuist is de stelling van de KNAF dat tussen haar en [eiser] c.s. geen enkele relatie ter zake van de wedstrijd te Venray bestond en zij daarom niet onzorgvuldig jegens [eiser] c.s. kon handelen; dat tussen de KNAF en [eiser] c.s. wel degelijk (juridische) relaties bestonden, omdat [eiser] c.s. krachtens de statuten van de KNAF ondersteunend lid waren, omdat de KNAF aan [eiser] c.s. licenties heeft verstrekt tot het deelnemen aan wedstrijden, en omdat [eiser] c.s. zich voor de wedstrijd te Venray hebben ingeschreven met een inschrijfformulier van de KNAF; dat de KNAF krachtens deze relaties - zonder deze juridisch te duiden - wel degelijk de vereiste zorgvuldigheid in acht had te nemen bij het medeorganiseren c.q. doen organiseren van de desbetreffende wedstrijd.
3.7 Anders dan betoogd wordt in de schriftelijke toelichting namens de KNAF, is in dit verband niet van belang de omstandigheid dat [eiser] c.s. in hoger beroep geen klacht hebben geformuleerd tegen de (beperkte) omschrijving van de subsidiaire rechtsgrond door de rechtbank (vonnis van 11 juli 2001, rov. 3.6: "Subsidiair hebben [eiser] c.s. aan hun vordering ten grondslag gelegd dat de KNAF heeft nagelaten de vereiste zorgvuldigheid in acht te nemen bij het sluiten van de huurovereenkomst en dat zij daarmee het risico van een conflicterend sponsorbelang heeft genomen"). De rechtbank had de vordering van [eiser] c.s. immers op de subsidiaire grondslag van onrechtmatige daad toegewezen, zodat [eiser] c.s. niet gehouden waren tegen de beperkte omschrijving van die grondslag een grief in (incidenteel) appel aan te voeren teneinde de ruimere strekking van hun subsidiaire vordering in hoger beroep te handhaven en - desgewenst - met nieuwe stellingen te onderbouwen. Ook indien juist zou zijn de stelling van de KNAF, dat (niet onbegrijpelijk is het oordeel van de rechtbank dat) de stellingen van [eiser] c.s. in eerste aanleg betreffende de subsidiaire grondslag van hun vordering slechts de door de rechtbank omschreven beperkte strekking hadden, stond het [eiser] c.s. vrij om de subsidiaire grondslag van hun vordering in hoger beroep nader te onderbouwen en een ruimere strekking te geven, zonder daartoe een grief tegen het oordeel van de rechtbank aan te moeten voeren. Het hof had derhalve, nadat het grief 1 van de KNAF in het principaal appel gegrond had bevonden, de op onrechtmatige daad gebaseerde vordering van [eiser] c.s. alsnog moeten beoordelen op basis van de daaraan (in ieder geval in hoger beroep) door [eiser] c.s. gegeven ruime strekking.
3.8 Indien het hof het voorgaande niet heeft miskend en de subsidiaire grondslag van de vordering van [eiser] c.s. heeft opgevat in vorenbedoelde ruime zin, geeft zijn oordeel dat de KNAF niet onzorgvuldig jegens [eiser] c.s. heeft gehandeld hetzij blijk van een onjuiste rechtsopvatting, hetzij is dat oordeel ontoereikend gemotiveerd.
Zijn oordeel geeft blijk van een onjuiste rechtsopvatting indien het aldus moet worden verstaan, dat slechts indien de KNAF (zelf) de huurovereenkomst met betrekking tot de wedstrijdbaan heeft gesloten, de betrokkenheid van de KNAF bij de organisatie van de wedstrijd groot genoeg is om te oordelen dat zij bij het sluiten van dat contract een zodanige zorgvuldigheid in acht behoorde te nemen dat geen discrepantie zou ontstaan tussen hetgeen zij zelf had voorgeschreven ten aanzien van de bij de wedstrijd te gebruiken (Bridgestone-)banden en de eisen die de importeur van Maxxis-banden contractueel aan de baaneigenaar had gesteld. Een dergelijk oordeel miskent immers dat onder de door [eiser] c.s. aangevoerde omstandigheden (zie hiervoor in 3.6) - waarvan in cassatie veronderstellenderwijs de juistheid moet worden aangenomen - een onzorgvuldig handelen van de KNAF jegens [eiser] c.s. ook aangenomen kan worden indien de huurovereenkomst niet door haarzelf is gesloten. Indien het hof dat niet heeft miskend, is zijn oordeel dat de KNAF niet onzorgvuldig jegens [eiser] c.s. heeft gehandeld, in het licht van de door [eiser] c.s. aangevoerde omstandigheden onvoldoende gemotiveerd.
3.9 Gelet op het voorgaande treft onderdeel 2 derhalve doel. Onderdeel 4, dat voortbouwt op de onderdelen 1-3, heeft geen zelfstandige betekenis en behoeft geen behandeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de arresten van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 18 december 2003 en 1 september 2005;
verwijst het geding naar het gerechtshof te Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing;
veroordeelt de KNAF in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiser] c.s. begroot op € 2.196,78 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren P.C. Kop, als voorzitter, F.B. Bakels en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 6 april 2007.