ECLI:NL:HR:2007:AZ6525

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C05/318HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huwelijksvermogensrecht en verdeling van ontbonden huwelijksgemeenschap met betrekking tot gezamenlijke bankrekening

In deze zaak gaat het om de verdeling van een ontbonden huwelijksgemeenschap na een echtscheiding. Partijen, [eiseres] en [verweerder], waren op 5 oktober 1995 in algehele gemeenschap van goederen gehuwd, maar het huwelijk is op 24 november 2000 ontbonden. [Eiseres] heeft de rechtbank te Leeuwarden gedagvaard om de verdeling van de huwelijksgemeenschap vast te stellen. De rechtbank heeft in eerdere vonnissen geoordeeld dat de bankrekening met nummer [001] buiten de verdeling blijft, omdat deze per 7 december 2000 op naam stond van de zoon van [verweerder].

[Verweerder] heeft de vordering van [eiseres] bestreden en een reconventionele vordering ingesteld. De rechtbank heeft na meerdere tussenvonnissen op 19 maart 2003 de boedelverdeling vastgesteld. [Eiseres] heeft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Leeuwarden, dat op 13 juli 2005 het vonnis van de rechtbank gedeeltelijk heeft vernietigd en het vonnis van 26 juni 2002 heeft bekrachtigd.

Tegen dit arrest heeft [eiseres] cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het hof ten onrechte heeft geoordeeld dat het saldo op de rekening niet voor verdeling in aanmerking komt. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het gerechtshof en verwijst de zaak naar het gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. De kosten van het geding in cassatie worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

9 februari 2007
Eerste Kamer
Nr. C05/318HR
MK/RM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. V.K.S. Budhu Lall,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseres tot cassatie - verder te noemen: [eiseres] - heeft bij exploot van 31 mei 2001 verweerder in cassatie - verder te noemen: [verweerder] - gedagvaard voor de rechtbank te Leeuwarden en gevorderd te bepalen dat de verdeling van de tussen partijen bestaande huwelijksgemeenschap plaatsvindt op de wijze zoals door [eiseres] in de inleidende dagvaarding is gesteld.
[Verweerder] heeft de vordering bestreden en tevens een reconventionele vordering ingesteld.
De rechtbank heeft, na tussenvonnissen van 1 augustus 2001, 21 november 2001, 26 juni 2002 en 27 november 2002, bij eindvonnis van 19 maart 2003 de boedelverdeling tussen partijen vastgesteld.
Tegen de vonnissen van 26 juni 2002 en 19 maart 2003 heeft [eiseres] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Leeuwarden.
Bij arrest van 13 juli 2005 heeft het hof het vonnis van de rechtbank van 26 juni 2002 bekrachtigd en het vonnis van de rechtbank van 19 maart 2003 gedeeltelijk vernietigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen de niet verschenen [verweerder] is verstek verleend.
De zaak is voor [eiseres] toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot vernietiging en verwijzing naar een ander hof voor verdere behandeling.
3. Beoordeling van het middel
3.1 Partijen zijn op 5 oktober 1995 in algehele gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. Het huwelijk is op 24 november 2000 door echtscheiding ontbonden.
3.2 [Eiseres] heeft gevorderd dat de rechtbank de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap zal vaststellen op de wijze als in de dagvaarding vermeld.
3.3 De rechtbank heeft, na te hebben vastgesteld dat partijen het erover eens zijn dat ieder de bank-/girorekening behoudt die op zijn naam staat onder verrekening van de helft van het saldo op of omstreeks 7 december 2000, geoordeeld dat de bankrekening met het nummer [001] buiten de verdeling blijft omdat gebleken is dat deze per 7 december 2000 op naam stond van de zoon van [verweerder].
3.4 De tegen dit oordeel gerichte grief heeft het hof als volgt verworpen.
"De rekening bij de Friesland Bank met het nummer [001] (grief IV)
22. [Eiseres] stelt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat bovengenoemde rekening buiten de verdeling blijft. Volgens [eiseres] was tijdens het huwelijk van partijen voornoemde rekening een gezamenlijke rekening van [verweerder] en diens zoon, zodat de helft van het saldo op die rekening tot de ontbonden huwelijksgemeenschap behoort.
23. [Verweerder] heeft deze stelling van [eiseres] gemotiveerd bestreden, en als produktie bij de akte van 22 januari 2003 een verklaring van de Friesland Bank overgelegd waarin is vermeld dat de onderhavige rekening per 7 december 2000 op naam van de zoon stond.
24. (...) Voor de beantwoording van de vraag welke zaken tot de ontbonden gemeenschap behoren, is [...] bepalend welke zaken op 24 november 2000 in de huwelijksgemeenschap aanwezig waren.
25. In het geval de door [eiseres] gestelde wijziging in de tenaamstelling van de onderhavige rekening heeft plaatsgevonden vóór 24 november 2000, brengt het voorgaande mee dat het toenmalige saldo op die rekening niet tot de ontbonden gemeenschap kan worden gerekend.
26. Voorts neemt het hof in aanmerking dat de rechtbank in het vonnis van 26 juni 2002 aan [verweerder] heeft opgedragen om ten aanzien van de tenaamstelling van de onderhavige rekening een bewijsstuk per 7 december 2000 in het geding te brengen, alsmede dat partijen, zo blijkt onder andere uit het vonnis van 19 maart 2003, zijn overeengekomen de op 7 december 2000 op hun diverse bank/girorekeningen aanwezige saldi te verdelen. Gelet daarop is het begrijpelijk dat [verweerder] wat betreft de tenaamstelling van de onderhavige rekening een bewijsstuk heeft overgelegd waarin de tenaamstelling per 7 december 2000 is vermeld.
Nu [eiseres] de inhoud van dat bewijsstuk niet heeft bestreden en ook geen concrete gegevens heeft verschaft waaruit zou kunnen blijken dat de tenaamstelling in de korte periode gelegen tussen 24 november 2000 en 7 december 2000 is gewijzigd, ziet het hof geen aanleiding van [verweerder] een nieuw bewijsstuk te verlangen waaruit de tenaamstelling van de onderhavige rekening per 24 november 2000 blijkt.
27. Het voorgaande brengt het hof tot het oordeel dat het er voor moet worden gehouden dat de onderhavige rekening ten tijde van de ontbinding van het huwelijk uitsluitend op naam van de zoon van [verweerder] was gesteld en dat het eventueel daarop aanwezige saldo niet voor verdeling tussen partijen in aanmerking komt."
3.5.1 Onderdeel f klaagt in de eerste plaats dat het hof voor zijn oordeel dat het saldo op rekening [001] niet voor verdeling in aanmerking komt ten onrechte beslissend heeft geacht dat [eiseres] de verklaring van de Friesland Bank dat de rekening op 7 december 2000 op naam stond van de zoon van [verweerder] niet heeft bestreden en ook geen concrete gegevens heeft verschaft waaruit zou kunnen blijken dat de tenaamstelling in de periode tussen 24 november en 7 december 2000 is gewijzigd. Niet die enkele periode respectievelijk het saldo van de rekening op 24 november 2000 is "relevant [...] geweest voor de bepaling van de samenstelling van de gemeenschap", aldus het onderdeel. Het verwijst daarbij naar het betoog van [eiseres] in hoger beroep voor zover dit erop neerkomt dat het op naam van de zoon stellen van genoemde rekening niet betekent dat [verweerder] niet meer gerechtigd is tot de helft van het saldo, en dat de helft van het ten tijde van de wijziging van de tenaamstelling aanwezige saldo in de verdeling dient te worden betrokken, doch uitsluitend indien blijkt dat die wijziging in 2000 heeft plaatsgevonden.
3.5.2 In cassatie moet veronderstellenderwijs worden uitgegaan van de juistheid van de stelling van [eiseres] dat de rekening [001] een gezamenlijke bankrekening was van [verweerder] en diens zoon die aanvankelijk ook op beider naam stond maar in 2000 op naam van alleen de zoon is gesteld. Bij dat uitgangspunt is voor de beantwoording van de vraag of de helft van het saldo tot de ontbonden huwelijksgemeenschap behoort niet beslissend dat de rekening op 24 november 2000 op naam van de zoon van [verweerder] stond. Die (wijziging in de) tenaamstelling sluit niet uit dat [verweerder] ten opzichte van zijn zoon gerechtigd is gebleven tot enig deel - naar [eiseres] stelt: de helft - van het saldo. Of dit laatste het geval is hangt af van de bedoeling die [verweerder] en zijn zoon hadden met de door [eiseres] gestelde wijziging van de tenaamstelling in de loop van 2000. Daaromtrent heeft het hof niets vastgesteld. De op het voorgaande gerichte klacht van het onderdeel is gegrond.
3.6 Het in 3.5.2 overwogene brengt mee dat ook onderdeel g doel treft.
3.7 Voor het overige behoeft het middel geen behandeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt het arrest van het gerechtshof te Leeuwarden van 13 juli 2005;
verwijst het geding naar het gerechtshof te Arnhem ter verdere behandeling en beslissing;
compenseert de kosten van het geding in cassatie aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, P.C. Kop, J.C. van Oven en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 9 februari 2007.