ECLI:NL:HR:2007:AZ6108
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Schending van artikel 268 Sv door rechter-commissaris in strafzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 maart 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte was eerder vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar was alsnog veroordeeld voor andere strafbare feiten, waaronder deelname aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. De verdediging stelde dat de rechter-commissaris, mr. C.M.J. Peters, die getuigen had gehoord na verwijzing van de zaak, eerder als rechter in eerste aanleg had gefungeerd en daardoor in strijd handelde met artikel 268 van het Wetboek van Strafvordering. Dit artikel beoogt te waarborgen dat een rechter die eerder betrokken was bij de zaak, niet ook als rechter-commissaris kan optreden, om zo de onpartijdigheid te waarborgen. De Hoge Raad oordeelde dat de klacht over de schending van artikel 268 Sv faalde, omdat dit artikel niet van toepassing was op de situatie in deze zaak. De Hoge Raad concludeerde dat de rol van mr. Peters in de zaak niet in strijd was met de wet en dat er geen sprake was van een schending van andere rechtsregels, waaronder artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, waarmee de eerdere uitspraak van het Gerechtshof in stand bleef.