ECLI:NL:HR:2007:AZ6099
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- P.C. Kop
- J.C. van Oven
- C.A. Streefkerk
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van partneralimentatie na scheiding en de redelijkheid en billijkheid van gefaseerde verlaging
In deze zaak gaat het om een geschil tussen voormalige echtelieden over de beëindiging van de partneralimentatie. De man heeft verzocht om te verklaren dat zijn alimentatieverplichting jegens de vrouw is geëindigd per 1 augustus 2003, of in ieder geval per 26 juli 2004. De vrouw heeft dit verzoek bestreden en verzocht om een alimentatie van € 1.200,-- per maand. De rechtbank heeft in haar beschikking van 13 juli 2005 bepaald dat de man met ingang van 1 februari 2005 een gefaseerde alimentatie dient te betalen, die na vier jaar zou vervallen. De vrouw heeft hoger beroep ingesteld, maar het gerechtshof te 's-Gravenhage heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd. Hierop heeft de vrouw cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de gefaseerde beëindiging van de alimentatieverplichting niet in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. De Hoge Raad vernietigt de beschikking van het gerechtshof en verwijst de zaak naar het gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling. De Hoge Raad overweegt dat de vrouw gedurende vijftien jaar in haar eigen levensonderhoud heeft kunnen voorzien en dat de gefaseerde beëindiging van de alimentatie niet zo ingrijpend is dat deze niet van de vrouw kan worden gevergd. De omstandigheden van de vrouw, waaronder haar gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid en het ontbreken van een eigen pensioenvoorziening, zijn in de beoordeling meegenomen, maar leiden niet tot een voor haar gunstiger beslissing.
De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van de redelijkheid en billijkheid in alimentatiezaken en de mogelijkheid van gefaseerde verlaging van alimentatieverplichtingen na scheiding.