ECLI:NL:HR:2007:AZ5833
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- E.J. Numann
- J.C. van Oven
- W.D.H. Asser
- Rechtspraak.nl
Onteigeningszaak HSL-Zuid: Geschil over waardevermindering na onteigening van perceel voor glastuinbouw
In deze zaak gaat het om een geschil tussen de Staat der Nederlanden en een grondeigenaar over de waardevermindering van een perceel dat is onteigend voor de aanleg van de Hogesnelheidslijn Zuid (HSL-Zuid). De Staat heeft de onteigening van een gedeelte van het perceel van de grondeigenaar gevorderd, waarbij de rechtbank Breda op 26 september 2000 de onteigening heeft uitgesproken en een voorschot op de schadeloosstelling heeft vastgesteld op ƒ 975.000,--. De grondeigenaar heeft echter het aanbod van de Staat niet aanvaard. Na verschillende deskundigenrapporten en tussenvonnissen heeft de rechtbank op 14 september 2005 de schadeloosstelling vastgesteld op € 552.367,14, waar de Staat een aanvullend bedrag van € 109.931,43 aan de grondeigenaar moest betalen.
De Staat heeft tegen deze vonnissen cassatie ingesteld, waarbij de Hoge Raad op 9 februari 2007 uitspraak deed. De Hoge Raad vernietigde de vonnissen van de rechtbank van 20 oktober 2004 en 14 september 2005 en verwees de zaak terug naar de rechtbank voor verdere behandeling. De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank niet had mogen afzien van heroverweging van de waardevermindering, aangezien de Staat geen ontijdig bezwaar had gemaakt tegen de afwijkende waardering door de rechtbank. De kosten van de cassatieprocedure werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige waardering bij onteigeningszaken en de mogelijkheid voor partijen om in cassatie te gaan tegen eerdere beslissingen van de rechtbank, vooral als deze beslissingen niet in lijn zijn met de deskundigenrapporten.