ECLI:NL:HR:2007:AZ5831

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C05/316HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van executoriaal derdenbeslag in het kader van omgangsregeling met minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 januari 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de opheffing van executoriaal derdenbeslag. De eiseres, een moeder, had in kort geding gevorderd om het beslag dat door de vader was gelegd op haar loon, op te heffen. Dit beslag was gelegd naar aanleiding van verbeurde dwangsommen wegens het niet naleven van een omgangsregeling die door de rechtbank Haarlem was vastgesteld. De voorzieningenrechter had de moeder eerder veroordeeld tot nakoming van deze regeling, met een dwangsom van € 500 per dag voor elke dag dat zij niet voldeed aan de regeling, tot een maximum van € 10.000.

De vader had op 17 november 2004 executoriaal derdenbeslag gelegd op het loon van de moeder, nadat zij geen gevolg had gegeven aan de omgangsregeling. De moeder heeft vervolgens de vader in kort geding gedagvaard om het beslag op te heffen en de dwangsom op nihil te stellen. De voorzieningenrechter in Haarlem heeft de vordering van de moeder echter afgewezen. Hierop heeft de moeder hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam, dat het vonnis van de voorzieningenrechter heeft bekrachtigd.

Tegen deze beslissing heeft de moeder cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal, E.M. Wesseling-van Gent, strekte tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de moeder in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van de vader op nihil zijn begroot. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in de middelen niet tot cassatie konden leiden, en dat nadere motivering niet nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

26 januari 2007
Eerste Kamer
Nr. C05/316HR
RM/GL
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Bij kort gedingvonnis van 14 juli 2004 heeft de voorzieningenrechter in de rechtbank Haarlem eiseres tot cassatie - verder te noemen: [eiseres] - veroordeeld tot nakoming van de bij beschikking van 26 maart 2004 van de rechtbank Haarlem (voorlopig) vastgestelde omgangsregeling tussen verweerder in cassatie - verder te noemen: [verweerder] - en de drie minderjarige kinderen van partijen, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,-- voor elke dag dat [eiseres] daaraan niet voldoet, met een maximum van € 10.000,--.
[Eiseres] heeft geen gevolg gegeven aan de omgangsregeling en heeft derhalve dwangsommen verbeurd. Op 17 november 2004 heeft [verweerder] executoriaal derdenbeslag op het loon van [eiseres] doen leggen.
Bij exploot van 8 december 2004 heeft [eiseres] [verweerder] in kort geding gedagvaard voor de voorzieningenrechter in de rechtbank Haarlem en gevorderd het derdenbeslag op te heffen en de dwangsom op nihil te stellen.
[Verweerder] heeft de vordering bestreden.
De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld op 13 december 2004 en bij vonnis van die datum de gevraagde voorzieningen geweigerd.
Tegen het vonnis van de voorzieningenrechter heeft [eiseres] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Bij arrest van 4 augustus 2005 heeft het hof het vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigd en het in hoger beroep meer of anders gevorderde afgewezen.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerder] is verstek verleend.
De zaak is voor [eiseres] toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder]
begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A. Hammerstein en J.C. van Oven, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 26 januari 2007.