ECLI:NL:HR:2007:AZ5716
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Noodweerexces en de beoordeling van de noodzaak tot verdediging in strafzaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 februari 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte was eerder veroordeeld voor poging tot zware mishandeling, waarbij hij een fles gebruikte om een andere persoon te verwonden. De verdediging voerde aan dat de verdachte handelde uit noodweer of noodweerexces, maar het Hof verwierp dit beroep. Het Hof stelde dat er op het moment van de tweede klap met de fles geen noodzaak tot verdediging meer bestond, omdat de noodweersituatie reeds was beëindigd. De Hoge Raad oordeelde echter dat het Hof deze verwerping ontoereikend had gemotiveerd. De Hoge Raad herhaalde dat ook na beëindiging van een noodweersituatie nog steeds sprake kan zijn van noodweerexces, indien de gedraging het gevolg is van een hevige gemoedsbeweging die door de eerdere aanranding is veroorzaakt. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor een nieuwe behandeling. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige beoordeling van de omstandigheden waaronder een beroep op noodweer of noodweerexces wordt gedaan, en de vereisten voor de motivering van de afwijzing van dergelijke beroepen.