ECLI:NL:HR:2007:AZ5705
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Verwerping cassatieberoep wegens onbegrijpelijke bewijsmotivering in verkeerszaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 februari 2007 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van een verdachte die was veroordeeld door het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was eerder vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar was wel veroordeeld tot 16 weken gevangenisstraf en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep verworpen, onder verwijzing naar de conclusie van de Advocaat-Generaal. De kern van het geschil betrof de bewijsmotivering van de veroordeling voor het onder 4 primair bewezenverklaarde feit. De verdachte had aangevoerd dat de bewijsmotivering onbegrijpelijk was, maar de Hoge Raad oordeelde dat het middel faalde op de gronden die in de conclusie van de Advocaat-Generaal waren vermeld. De Hoge Raad concludeerde dat er geen reden was om de bestreden uitspraak te vernietigen, en verwierp het beroep. De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de interpretatie van de Wegenverkeerswet 1994, met name in relatie tot de duur van rijontzeggingen en de verplichting tot het inleveren van het rijbewijs. De zaak benadrukt ook de rol van de bewijsmotivering in strafzaken en de mogelijkheden voor cassatie in het strafrecht.