ECLI:NL:HR:2007:AZ5693
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- A.J.A. van Dorst
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Verkeersongeval met letsel en tijdelijke ziekte door onvoorzichtig rijgedrag
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waarbij de verdachte is veroordeeld voor overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte, die op 30 maart 2004 te Dordrecht als bestuurder van een bromfiets betrokken was bij een verkeersongeval, heeft zich onvoorzichtig en onoplettend gedragen. Dit leidde tot een aanrijding met een skater, die als gevolg van de aanrijding een zware hersenschudding opliep en bijna vier weken niet kon werken. Het Hof heeft vastgesteld dat er sprake was van tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden, zoals bedoeld in artikel 6 WVW 1994.
De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak van het Hof bevestigd, waarbij de verdachte was veroordeeld tot een taakstraf van veertig uren, subsidiair twintig dagen jeugddetentie. De Hoge Raad oordeelde dat de bewijsmiddelen voldoende waren om de conclusie van het Hof te ondersteunen dat de skater door het ongeval tijdelijk niet in staat was om zijn normale bezigheden uit te oefenen. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, omdat de middelen niet tot cassatie konden leiden en er geen grond was voor vernietiging van de uitspraak van het Hof.
De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de interpretatie van de term 'normale bezigheden' in de Wegenverkeerswet en bevestigt dat ook tijdelijke ziekte als gevolg van een verkeersongeval kan worden aangemerkt als verhindering in de uitoefening van normale bezigheden.