ECLI:NL:HR:2007:AZ5685

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
R05/158HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale bevoegdheid bij echtscheiding tussen voormalige echtelieden

In deze zaak gaat het om een geschil tussen twee voormalige echtelieden, die in het Marokkaans consulaat te Brussel zijn gehuwd. De vrouw heeft op 12 augustus 2003 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank te Leeuwarden met het verzoek om echtscheiding en nevenvoorzieningen. De man heeft geen verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft op 21 januari 2004 de echtscheiding uitgesproken. De man heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Leeuwarden, waarbij hij verzocht heeft de rechtbank onbevoegd te verklaren. Na een mondelinge behandeling op 9 september 2004 heeft het hof op 31 augustus 2005 de beschikking van de rechtbank bekrachtigd. De man heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen deze beschikking.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten die in het cassatierekest zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de man verworpen, waarmee de eerdere uitspraken van de rechtbank en het gerechtshof in stand blijven.

Deze beschikking is gegeven door de raadsheren P.C. Kop, als voorzitter, J.C. van Oven en C.A. Streefkerk, en is in het openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann op 16 maart 2007.

Uitspraak

16 maart 2007
Eerste Kamer
Rek.nr. R05/158HR
RM/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. R.M. van der Zwan,
t e g e n
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: aanvankelijk mr. L. van Hoppe, thans mr. S.M. Kingma.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 12 augustus 2003 ter griffie van de rechtbank te Leeuwarden ingekomen verzoekschrift heeft verweerster in cassatie - verder te noemen: de vrouw - zich gewend tot die rechtbank en verzocht tussen haar en verzoeker tot cassatie - verder te noemen: de man - echtscheiding uit te spreken, en nevenvoorzieningen te treffen.
De man heeft geen verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bij beschikking van 21 januari 2004 tussen partijen echtscheiding uitgesproken.
Tegen deze beschikking heeft de man hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Leeuwarden en, voorzover in cassatie van belang, verzocht de beschikking van de rechtbank te vernietigen en, opnieuw beslissende, primair de rechtbank onbevoegd te verklaren.
Na mondelinge behandeling op 9 september 2004 heeft het hof bij beschikking 31 augustus 2005 de beschikking waarvan beroep bekrachtigd.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren P.C. Kop, als voorzitter, J.C. van Oven en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 16 maart 2007.