Raadgevend Ingenieursburo [A] B.V. (hierna: [A]) uit in een, in opdracht van Wilma opgemaakt rapport van 9 september 1993 kritiek op het onderzoek(sresultaat) van TNO.
De ventilatie-unit van de woning van [eiseres] is op 3 februari 1991 door Wilma vervangen, waarna roetvorming enige tijd is uitgebleven.
(iii) [Eiseres] heeft een arbitrale procedure tegen Wilma aanhangig gemaakt bij de Raad van Arbitrage voor de Bouwbedrijven in Nederland (hierna: de Raad van Arbitrage). Zij vorderde schadevergoeding en herstel. In zijn vonnis van 21 juni 1994 heeft de arbiter geoordeeld "op grond van de door partijen gestelde feiten en omstandigheden, de aard van de door hem aangetroffen vervuiling en de technische gegevens omtrent het in de woning aanwezige ventilatiesysteem en de bevindingen van TNO" dat terugstroming van lucht uit het ventilatiesysteem in de woning van [eiseres] plaatsvindt. Hoewel de bron van vervuiling niet is gelokaliseerd, dient zulke terugstroming niet plaats te vinden en is dit een tekortkoming waarvoor Wilma aansprakelijk is. Wilma is veroordeeld om de tekortkoming in het ventilatiesysteem te herstellen door die maatregelen te treffen die ertoe leiden dat in het appartement van [eiseres] geen terugstroming in het ventilatiesysteem meer kan plaatsvinden, alsmede tot betaling van een bedrag van ƒ 14.016,25 en, ter zake van door [eiseres] gederfd woongenot, ƒ 1.000,-- per jaar vanaf 1 januari 1988 tot het moment waarop het gebrek hersteld zal zijn. Door de president van de rechtbank Amsterdam is verlof tot tenuitvoerlegging van het vonnis verleend.
(iv) Op verzoek van Wilma heeft [A] op 13 juli 1994 vanaf het dak van het appartementsgebouw een onderzoek gedaan en metingen verricht van de (centrale) mechanische ventilatieschacht. In het daarvan opgemaakte rapport van 14 september 1994 komt [A] tot de conclusie dat het systeem geen tekortkomingen of gebreken kent welke onder normaal gebruik tot terugstroming kunnen leiden en dat de enige twee reële mogelijkheden waarbij eventueel terugstroming kan plaatsvinden zijn terug te voeren op verkeerd bewonersgedrag door respectievelijk de bewoners van de tweede of derde verdieping (aanbrengen motoraangedreven wasemkappen) en [eiseres] (tegen de instructie in de ventilator uitzetten).
(v) In brieven na het arbitrale vonnis hebben de raadslieden van beide partijen vermeld dat zij hoger beroep overwegen en is overleg gevoerd over een eventuele regeling. Op 20 september 1994 heeft Wilma hoger beroep ingesteld bij de Raad van Arbitrage. Hoger beroep was evenwel op grond van de toepasselijke statuten van de Raad van Arbitrage niet mogelijk, tenzij partijen dit alsnog zouden overeenkomen. [Eiseres] was, en is, niet bereid zulks overeen te komen.
(vi) Op 2 december 1994 heeft [A] op verzoek van Wilma in de woning van [eiseres], met toestemming van [eiseres] en in aanwezigheid van [betrokkene 1] van TNO namens [eiseres], een tracergasproef uitgevoerd. Hierbij is vastgesteld dat er ten tijde van dat onderzoek in het appartement van [eiseres] geen terugstroming plaatsvond. [A] heeft de resultaten van het onderzoek neergelegd in haar verslag van 9 december 1994.
(vii) Medio juli 1994 heeft Wilma de proceskosten, waarin zij was veroordeeld, aan [eiseres] betaald. In 1995 heeft Wilma de betekeningskosten aan [eiseres] betaald. Wilma heeft op 30 augustus 1995 aan [eiseres] aangeboden een bedrag van ƒ 23.252,24 te betalen tegen finale kwijting. Op deze brief is van de kant van [eiseres] niet gereageerd. Nadat [eiseres] op 2 november 1995 voor een vordering ten bedrage van ƒ 38.400,53 executoriaal derdenbeslag ten laste van Wilma had laten leggen, heeft Wilma ƒ 23.252,24 aan [eiseres] betaald. Voor een bedrag van ƒ 15.148,29 heeft Wilma een bankgarantie gesteld.
(viii) [Eiseres] heeft in 1996 Wilma in kort geding gedagvaard en nakoming van (het nog niet nagekomen deel van) het arbitrale vonnis gevorderd. De president heeft de vordering afgewezen, waarbij hij onder meer heeft overwogen dat Wilma door onderzoek aannemelijk heeft gemaakt dat in ieder geval rond onderscheidenlijk na december 1994 geen terugstroming meer plaatsvond en dat dit ten opzichte van het arbitrale vonnis voorshands een nieuw feit oplevert.