ECLI:NL:HR:2007:AZ4938

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01284/06 E
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel van de misslag bij vervangende hechtenis voor rechtspersoon in strafzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 juni 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, Economische Kamer. De zaak betreft een rechtspersoon die was veroordeeld voor overtredingen van de Meststoffenwet. Het Hof had de verdachte, een rechtspersoon, een geldboete opgelegd van € 3.400,- en € 3.900,-, met daarbij de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij gebreke van betaling. De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.E. ter Horst. De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak zou moeten vernietigen voor zover het betreft de strafoplegging van vervangende hechtenis, maar het beroep voor het overige zou verwerpen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het Hof in strijd met de wet had gehandeld door vervangende hechtenis op te leggen aan een rechtspersoon bij gebreke van betaling van de geldboetes. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar enkel voor het onderdeel dat betrekking heeft op de vervangende hechtenis. De overige onderdelen van het beroep zijn verworpen. Dit arrest benadrukt de juridische grenzen van de strafrechtelijke aansprakelijkheid van rechtspersonen en de toepassing van vervangende hechtenis.

Uitspraak

5 juni 2007
Strafkamer
nr. 01284/06 E
DV/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, Economische Kamer, van 3 oktober 2005, nummer 21/007443-04, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], gevestigd te [vestigingsplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Economische Politierechter in de Rechtbank te Zwolle-Lelystad van 14 december 2004 - de verdachte ter zake van 2. en 3. telkens opleverende "overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 55, eerste lid, van de Meststoffenwet, begaan door een rechtspersoon" veroordeeld tot een geldboete van € 3.400,-, subsidiair 68 dagen hechtenis en een geldboete van € 3.900,-, subsidiair 78 dagen hechtenis.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. H.E. ter Horst, advocaat te Zwolle, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak zal vernietigen ten aanzien van de strafoplegging voor zover daarbij het bevel tot vervangende hechtenis is gegeven bij gebreke van betaling of verhaal van de opgelegde geldboeten en het beroep voor het overige zal verwerpen.
3. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
Het Hof heeft bij de oplegging van de geldboetes, zoals hiervoor onder 1 weergegeven, in strijd met art. 24c, eerste lid, tweede en derde volzin, Sr bepaald dat bij gebreke van betaling of verhaal vervangende hechtenis zal worden toegepast. De Hoge Raad zal deze misslag herstellen.
5. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen andere dan de hiervoor onder 4 genoemde grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, doch uitsluitend voor zover bij de strafoplegging is bepaald dat bij gebreke van betaling of verhaal van de opgelegde geldboetes vervangende hechtenis zal worden toegepast;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 5 juni 2007.