ECLI:NL:HR:2007:AZ4073

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
R06/106HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot opheffing faillissement en toepassing schuldsaneringsregeling

In deze zaak hebben verzoekers tot cassatie, IBC Incassobemiddeling & Creditmanagement en haar vennoten, een verzoek ingediend tot opheffing van hun faillissement en gelijktijdig de toepassing van de schuldsaneringsregeling. De rechtbank te Haarlem verklaarde hen op 15 november 2005 in staat van faillissement, met benoeming van mr. R.J. Fransz tot curator. Op 3 april 2006 dienden de verzoekers een verzoekschrift in bij de rechtbank om het faillissement op te heffen en de schuldsaneringsregeling toe te passen. De rechtbank wees dit verzoek af op 27 juni 2006. Hierop hebben de verzoekers hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam, dat op 1 augustus 2006 de uitspraak van de rechtbank gedeeltelijk vernietigde, maar IBC niet-ontvankelijk verklaarde in haar verzoek. Tegen deze uitspraak hebben de verzoekers cassatie ingesteld.

De Hoge Raad heeft op 23 februari 2007 uitspraak gedaan in deze zaak. De raadsheren hebben de klachten van de verzoekers beoordeeld, maar kwamen tot de conclusie dat deze niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoefden, aangezien ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de verzoekers dan ook verworpen, waarmee de eerdere uitspraken van de rechtbank en het gerechtshof in stand blijven.

Uitspraak

23 februari 2007
Eerste Kamer
Rek.nr. R06/106HR
RM/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Verzoeker 1],
wonende te [woonplaats],
2. [Verzoeker 2],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKERS tot cassatie,
advocaat: mr. M.A. Koot.
1. Het geding in feitelijke instanties
De vennootschap onder firma IBC Incassobemiddeling & Creditmanagement - verder te noemen: IBC - en haar vennoten, [verzoekers] (verzoekers tot cassatie), zijn bij vonnis van de rechtbank te Haarlem van 15 november 2005 in staat van faillissement verklaard, met benoeming van mr. R.J. Fransz tot curator.
Op 3 april 2006 hebben IBC, [verzoekers] bij de rechtbank te Haarlem een verzoekschrift ingediend tot opheffing van het faillissement onder gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Na behandeling van de zaak op 14 juni 2006, heeft de rechtbank bij vonnis van 27 juni 2006 het verzoek afgewezen.
Tegen dit vonnis hebben IBC, [verzoekers] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Na mondelinge behandeling op 25 juli 2006 heeft het hof bij arrest van 1 augustus 2006 de uitspraak waarvan beroep vernietigd voorzover het verzoek van IBC is afgewezen en, opnieuw rechtdoende, IBC niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek. De uitspraak waarvan beroep is voor het overige bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben [verzoekers] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren P.C. Kop, als voorzitter, A. Hammerstein en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 23 februari 2007.