ECLI:NL:HR:2007:AZ4066
Hoge Raad
- Cassatie
- P.C. Kop
- J.C. van Oven
- F.B. Bakels
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Ontruiming van een woning na overlijden van de huurder en de rol van medehuurders
In deze zaak gaat het om de ontruiming van een woning waar een derde na het overlijden van de huurder is blijven wonen. De Hoge Raad verwijst naar een eerder arrest van 7 maart 2003, waarin het beroep werd verworpen. In een tussenarrest van 9 november 2004 heeft het hof te 's-Gravenhage de verweerster in cassatie onder 3 als gevoegde partij toegelaten en een comparitie van partijen gelast. Het eindarrest van 9 augustus 2005 bekrachtigde het vonnis van de rechtbank te 's-Gravenhage, waarbij de termijn voor ontruiming werd vastgesteld op vier maanden na betekening van het arrest. De eiseres heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de arresten van het hof, terwijl de Gemeente en andere verweersters incidenteel cassatieberoep hebben ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekte tot verwerping van zowel het principale als het incidentele beroep. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het principale beroep verworpen en de eiseres in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. Ook het incidentele beroep werd verworpen, waarbij de Gemeente en andere verweersters in de kosten werden veroordeeld. De Hoge Raad oordeelt dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden, zonder dat nadere motivering nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.