ECLI:NL:HR:2007:AZ4066

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C05/320HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een woning na overlijden van de huurder en de rol van medehuurders

In deze zaak gaat het om de ontruiming van een woning waar een derde na het overlijden van de huurder is blijven wonen. De Hoge Raad verwijst naar een eerder arrest van 7 maart 2003, waarin het beroep werd verworpen. In een tussenarrest van 9 november 2004 heeft het hof te 's-Gravenhage de verweerster in cassatie onder 3 als gevoegde partij toegelaten en een comparitie van partijen gelast. Het eindarrest van 9 augustus 2005 bekrachtigde het vonnis van de rechtbank te 's-Gravenhage, waarbij de termijn voor ontruiming werd vastgesteld op vier maanden na betekening van het arrest. De eiseres heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de arresten van het hof, terwijl de Gemeente en andere verweersters incidenteel cassatieberoep hebben ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekte tot verwerping van zowel het principale als het incidentele beroep. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het principale beroep verworpen en de eiseres in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. Ook het incidentele beroep werd verworpen, waarbij de Gemeente en andere verweersters in de kosten werden veroordeeld. De Hoge Raad oordeelt dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden, zonder dat nadere motivering nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

16 februari 2007
Eerste Kamer
Nr. C05/320HR
MK/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie, incidenteel verweerster in cassatie,
advocaat: mr. M.J. van Basten Batenburg,
t e g e n
1. DE GEMEENTE 'S-GRAVENHAGE,
zetelende te 's-Gravenhage,
2. WONINGBEHEER N.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
3. N.V. MAATSCHAPPIJ TOT EXPLOITATIE VAN ONROERENDE GOEDEREN "STEDELIJK BELANG",
gevestigd te 's-Gravenhage,
VERWEERSTERS in cassatie, incidenteel eiseressen tot cassatie,
advocaat: mr. P.S. Kamminga.
1. Het geding in voorgaande instanties
Voor het verloop van het geding in voorgaande instanties tot zijn arrest van 7 maart 2003, nr. C02/030, NJ 2003, 244, verwijst de Hoge Raad naar dat arrest. Bij dat arrest heeft de Hoge Raad het beroep verworpen.
Bij tussenarrest van 9 november 2004 heeft het hof te 's-Gravenhage thans verweerster in cassatie onder 3 als gevoegde partij aan de zijde van thans verweersters in cassatie onder 1 en 2 in het geding toegelaten en een comparitie van partijen gelast. Bij eindarrest van 9 augustus 2005 heeft het hof het vonnis van 6 september 2000 van de rechtbank te 's-Gravenhage bekrachtigd, met dien verstande dat de termijn waarbinnen het pand aan de [a-straat 1] te [plaats] ontruimd dient te zijn wordt gesteld op vier maanden na betekening van het arrest.
Beide arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen deze arresten van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De Gemeente c.s. hebben incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende het incidentele cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt zowel in het principale als in het incidentele beroep tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen in het principale en in het incidentele beroep
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
in het principale beroep:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Gemeente c.s. begroot op € 362,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris;
in het incidentele beroep:
verwerpt het beroep;
veroordeelt de Gemeente c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] begroot op € 68,07 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren P.C. Kop, als voorzitter, J.C. van Oven en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 16 februari 2007.