ECLI:NL:HR:2007:AZ4061

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C02/089HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • J.B. Fleers
  • O. de Savornin Lohman
  • E.J. Numann
  • A. Hammerstein
  • J.C. van Oven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Grensoverschrijdende betekening van appeldagvaarding en gevolgen van weigering van ontvangst

In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gekomen, betreft het de grensoverschrijdende betekening van een appeldagvaarding en de gevolgen van de weigering van de geadresseerde om deze in ontvangst te nemen. De zaak is een vervolg op een eerder arrest van de Hoge Raad van 17 oktober 2003, waarin vragen zijn gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (HvJEG) over de uitleg van artikel 8 van de EG-Betekeningsverordening. De Hoge Raad heeft in dit arrest van 23 februari 2007 de eerdere uitspraak van het gerechtshof te Arnhem vernietigd en de zaak terugverwezen naar dat hof voor verdere behandeling.

De Hoge Raad oordeelt dat wanneer een geadresseerde weigert een stuk in ontvangst te nemen omdat het niet is gesteld in een officiële taal, dit verzuim kan worden hersteld door onverwijld een vertaling toe te zenden. De nationale rechter moet ervoor zorgen dat de volle werking van de verordening wordt gewaarborgd. De conclusie van de Advocaat-Generaal, L. Strikwerda, strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en verwijzing van de zaak naar het hof.

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het hof niet zonder meer het verzoek om verstek had mogen toewijzen, omdat niet was gebleken dat tijdig een vertaling was toegezonden. De uitleg van het HvJEG maakt duidelijk dat niet-inachtneming van het taalvoorschrift kan worden hersteld, mits dit onverwijld gebeurt. De zaak is terugverwezen naar het hof voor verdere behandeling, waarbij de termijn voor herstel van het verzuim in gaat op de datum van uitspraak van dit arrest.

Uitspraak

23 februari 2007
Eerste Kamer
Nr. C02/089HR
MK
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. D. Rijpma,
t e g e n
De vennootschap naar Duits recht BERLIN CHEMIE AG,
gevestigd te Berlijn, Duitsland,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: aanvankelijk mr. J.I. van Vlijmen, thans mr. E.D. Drok.
1. Het geding tot dusver
Voor het verloop van het geding tot dusver tussen eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - en verweerster in cassatie - verder te noemen: Berlin Chemie - verwijst de Hoge Raad naar zijn tussenarrest van 17 oktober 2003, NJ 2004, 267. Bij dat arrest heeft de Hoge Raad het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (hierna: HvJEG) verzocht met betrekking tot de in dit arrest onder 5 geformuleerde vragen uitspraak te doen, iedere verdere beslissing aangehouden en het geding geschorst tot het HvJEG naar aanleiding van dit verzoek uitspraak zal hebben gedaan.
Bij arrest van 8 november 2005, zaaknr. C-443/03, RvdW 2006, 98, heeft het HvJEG voor recht verklaard:
1. Artikel 8, lid 1, van verordening (EG) nr. 1348/2000 van de Raad van 29 mei 2000 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken, moet aldus worden uitgelegd dat wanneer degene voor wie een stuk bestemd is, heeft geweigerd dit in ontvangst te nemen op grond dat het niet is gesteld in een officiële taal van de aangezochte lidstaat of in een taal van de lidstaat van verzending die deze geadresseerde begrijpt, de verzender dit verzuim kan herstellen door de gevraagde vertaling toe te zenden.
2. Artikel 8 van verordening nr. 1348/2000 moet aldus worden uitgelegd dat wanneer degene voor wie een stuk bestemd is, heeft geweigerd dit in ontvangst te nemen op grond dat het niet is gesteld in een officiële taal van de aangezochte lidstaat of in een taal van de lidstaat van verzending die deze geadresseerde begrijpt, dit verzuim kan worden hersteld door onverwijld overeenkomstig de in de verordening gestelde eisen de vertaling van het stuk toe te zenden.
Voor de oplossing van problemen in verband met de wijze waarop het verzuim met betrekking tot de vertaling moet worden hersteld, die in de verordening, zoals uitgelegd door het Hof, niet worden behandeld, dient de nationale rechter zijn nationale procesrecht toe te passen, waarbij hij er wel voor dient te waken dat de volle werking van deze verordening wordt gewaarborgd met inachtneming van het doel ervan.
De zaak is voor partijen nader toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot vernietiging van het bestreden arrest van het gerechtshof te Arnhem en tot verwijzing van de zaak naar dat hof ter verdere behandeling en beslissing.
2. Verdere beoordeling van het middel
2.1 Uit het hiervoor onder 1 geciteerde dictum van het arrest van het HvJEG blijkt dat art. 8 van de Verordening aldus moet worden uitgelegd dat wanneer niet is voldaan aan het taalvoorschrift van art. 8 en degene voor wie het stuk bestemd is op die grond weigert het in ontvangst te nemen, dit verzuim kan worden hersteld door onverwijld, overeenkomstig de in de Verordening gestelde eisen, de vertaling van het stuk toe te zenden. Uit rov. 68 van het arrest volgt dat de nationale rechter in geval van zo'n weigering, naar analogie van art. 19 lid 1, onder a en b, van de Verordening, zijn beslissing moet aanhouden totdat is gebleken dat het verzuim is hersteld door toezending van een vertaling en dat deze tijdig genoeg is geschied om de verweerder gelegenheid te bieden verweer te voeren.
2.2 Het hof had, nu kennelijk niet bleek dat aan Berlin Chemie na haar weigering de dagvaarding in ontvangst te nemen, alsnog tijdig een Duitse vertaling daarvan overeenkomstig de in de Verordening gestelde eisen is toegezonden, het verzoek van [eiser] om tegen Berlin Chemie verstek te verlenen niet zonder meer mogen toewijzen. De primaire klacht van het middel dat het hof dat wel had moeten doen faalt derhalve.
2.3 Ten aanzien van de subsidiaire klacht overweegt de Hoge Raad het volgende. De thans door het HvJEG aan de Verordening gegeven uitleg maakt duidelijk dat niet-inachtneming van het taalvoorschrift van art. 8 lid 1 hersteld kan worden mits dat herstel onverwijld plaatsvindt. Blijkens rov. 64 van zijn arrest acht het HvJEG een termijn van een maand nadat de verzendende instantie de informatie inzake de weigering heeft ontvangen redelijk, maar laat het HvJEG het voor het overige aan de nationale rechter over de lengte van deze termijn aan de hand van de omstandigheden te bepalen.
2.4 Art. 8 van de Verordening bevat een lacune nu daarin niet is geregeld wat de gevolgen zijn van een weigering van de geadresseerde de stukken in ontvangst te nemen wegens niet-inachtneming van het taalvoorschrift. Daardoor was het voor [eiser] in 2001 niet duidelijk dat hij, zoals thans is gebleken uit de uitspraak van het HvJEG, alsnog aan dat taalvoorschrift kon voldoen door onverwijld een Duitse vertaling van de dagvaarding overeenkomstig de in de Verordening gestelde eisen aan Berlin Chemie te doen toekomen. Het hof had daarom de zaak te dien einde moeten aanhouden. In zoverre slaagt de subsidiaire klacht. De zaak zal worden verwezen naar het hof ter verdere behandeling en beslissing. Nu eerst door het onderhavige arrest komt vast te staan dat [eiser] het recht had om alsnog aan het taalvoorschrift te voldoen en dat de uitspraak van het hof is vernietigd en het geding ter verdere behandeling en beslissing naar het hof is verwezen, moet de door het HvJEG bedoelde termijn geacht worden in te gaan op de datum van uitspraak van dit arrest.
3. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt het arrest van het gerechtshof te Arnhem van 18 december 2001;
verwijst het geding naar dat hof ter verdere behandeling en beslissing;
veroordeelt Berlin Chemie in de kosten van het geding in cassatie, daaronder begrepen de kosten verband houdende met de behandeling van de zaak bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiser] begroot op € 376,31 aan verschotten en € 2.950,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, E.J. Numann, A. Hammerstein en J.C. van Oven, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 23 februari 2007.