ECLI:NL:HR:2007:AZ3558

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
00012/06
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van medeplegen van afpersing en diefstal met geweld ontoereikend gemotiveerd

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 januari 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor diefstal en afpersing, gepleegd op 8 oktober 2003 in een Edah-winkel te Utrecht. De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring van de betrokkenheid van de verdachte bij het tweede tenlastegelegde feit, namelijk afpersing, niet voldoende was gemotiveerd. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof voor zover deze betrekking had op de bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde feit en de opgelegde straf. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam voor herbehandeling. De Hoge Raad concludeerde dat de omstandigheden die door het Hof waren genoemd, zoals frequent telefooncontact met een medeverdachte en de modus operandi van de overval, onvoldoende grond vormden om de betrokkenheid van de verdachte bij de afpersing aan te nemen. De Hoge Raad verwierp het beroep voor het overige, wat betekent dat de veroordeling voor het eerste tenlastegelegde feit, diefstal met geweld, in stand bleef. De zaak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering van de bewezenverklaring in strafzaken.

Uitspraak

23 januari 2007
Strafkamer
nr. 00012/06
IV/JH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 10 juni 2005, nummer 21/004027-04, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Justitiële Jeugdinrichting "De Hunnerberg" te Nijmegen.
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank te Utrecht van 28 juni 2004 - de verdachte ter zake van 1. "diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om de diefstal gemakkelijk te maken, gepleegd door twee of meer verenigde personen" en 2. "afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen" en "diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om de diefstal gemakkelijk te maken, gepleegd door twee of meer verenigde personen" veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren. Voorts heeft het Hof de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, een en ander als in het bestreden arrest vermeld.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. S.F.J. Smeets, advocaat te Utrecht, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het bestreden arrest zal vernietigen ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde feit en ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel klaagt dat de bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan volgen.
3.2.1. Ten laste van de verdachte is onder 1 bewezenverklaard dat:
"hij op 17 december 2003 te Veldhoven, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van ongeveer 17.529,00 Euro en 338 telefoonkaarten (opwaardeerkaarten) en 31 spaarkaarten (ter waarde van ongeveer 852,50 Euro) en een bos sleutels en een tas (inhoudende een rijbewijs en een paspoort en een kentekenbewijs en een portemonnee), toebehorende aan de Edah en/of [slachtoffer 1], welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffers 1 t/m 8] gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en/of zijn mededaders
- gemaskerd met een bivakmuts voornoemd winkelpand is/zijn binnengegaan en
- een vuurwapen, heeft/hebben getoond aan en gericht en gericht houden op voornoemde [slachtoffers 1 t/m 8] en
- voornoemde [slachtoffers 1 t/m 8] heeft/hebben gedwongen op de grond te gaan liggen/zitten en
- de polsen van voornoemde [slachtoffers 1 t/m 8] met zogenoemde tie-rips aan elkaar vast heeft/hebben gebonden en
- (aldus) die [slachtoffer 2] heeft/hebben gedwongen de kluis te openen."
Ten laste van de verdachte is onder 2 bewezenverklaard dat:
"hij op 8 oktober 2003 te Utrecht, in een winkelpand (Edah) aan de Koldijksterraklaan, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffers 9 t/m 12] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van in totaal ongeveer 10.435,24 euro en een hoeveelheid telefoonkaarten ter waarde van ongeveer 1400 euro en een of meer (resve)sleutels en een of meer zogenoemde "aanbieding-cheques" en "fout-retour-boekjes", toebehorende aan de Edah en/of Laurus N.V.
en
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van in totaal ongeveer 10.435,24 euro en telefoonkaarten ter waarde van ongeveer 1400 euro en een of meer reservesleutels en een of meer "aanbieding-cheques" en "fout-retour-boekjes", toebehorende aan de Edah en/of Laurus N.V., welke bedreiging werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 9 t/m 12] gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- gemaskerd met een bivakmuts de dienstingang van voornoemd winkelpand is/zijn binnengegaan en
- een vuurwapen heeft/hebben getoond aan en gericht op (het lichaam van) die [slachtoffers 9 t/m 12] en
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 10] heeft/hebben gedrukt en
- met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, een of meer zwaaiende bewegingen heeft/hebben gemaakt en
- die [slachtoffer 9] en [slachtoffer 10] en [slachtoffer 12] heeft/hebben vastgepakt en in de richting van een kantoor van dat winkelpand geduwd en
- vervolgens de handen van die [slachtoffers 9 t/m 12] met zogenoemde "tie-rips" aan elkaar vastgebonden en
- die [slachtoffer 9] heeft/hebben gedwongen de kluis te openen en
- daarbij heeft/hebben gezegd "dit is een overval, meekomen" en "waar is de chef, wie heeft de kluissleutel" en "op je kniëen, zitten, niet kijken" en "naar beneden kijken" en "opschieten, opschieten"."
3.2.2. Deze bewezenverklaringen steunen op de volgende bewijsmiddelen:
a. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, voor zover inhoudende:
"Het feit dat mij onder 1 is tenlastegelegd, beken ik. Ik heb dus op 17 december 2003 te Veldhoven, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weggenomen een bedrag van 17.529,00 euro, 338 telefoonkaarten, 31 spaarkaarten, een bos sleutels en een tas, toebehorende aan de Edah of [slachtoffer 1]. Er is geweld gebruikt en gedreigd met geweld tegen [slachtoffers 1t/m 8] gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat ik en/of mijn mededaders gemaskerd met een bivakmuts het winkelpand ben/zijn binnengegaan en een vuurwapen heb/hebben getoond en gericht en gericht gehouden op [slachtoffers 1 t/m 8] en [slachtoffers 1 t/m 8] heb/hebben gedwongen op de grond te gaan liggen/zitten en de polsen van [slachtoffers 1 t/m 8] met tie-rips aan elkaar vast heb/hebben gebonden en aldus die [slachtoffer 2] heb/hebben gedwongen de kluis te openen."
b. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 1] e/v [betrokkene 2]:
"Ik doe aangifte namens Edah. Ik verklaar u dat ik namens Edah bevoegd ben tot het doen van aangifte. Ik ben werkzaam in het Edah filiaal te Veldhoven. Op 17 december 2003 werd ik door de supermarktmanager op de hoogte gesteld over de overval die op 17 december 2003 had plaatsgevonden. Ik ben naar de Edah gegaan. Uit tellingen bleek mij dat er in totaal 17.529 euro door de daders weggenomen was. Tevens werden 338 GSM opwaardeerkaarten weggenomen. Er werden in totaal 31 spaarkaarten weggenomen. Deze spaarkaarten hebben gezamenlijk een waarde van ongeveer 852,50 euro. De weggenomen goederen zijn eigendom van Edah. De Edah gaf aan niemand het recht of de toestemming tot het plegen van dit feit."
c. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende al verklaring van [slachtoffer 1]:
"Ik ben als assistent-bedrijfsleider werkzaam bij Edah, gevestigd te Veldhoven. Ik ben op 17 december 2003 aangekomen op mijn werk. Toen ik in het magazijn kwam, zag ik dat er een overval gaande was. De daders hebben tijdens de overval mijn persoonlijke goederen die zich in mijn tas bevonden onder bedreiging van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp weggenomen. Ik kwam erachter dat de daders de volgende goederen hadden weggenomen:
- een zwart kleurige heuptas met inhoud van mijn rijbewijs, paspoort, kentekenbewijs en portemonnee.
De weggenomen goederen zijn mijn eigendom. Ik gaf aan niemand het recht of de toestemming tot het plegen van dit feit. Buiten mijn persoonlijke goederen hebben de daders ook goederen die aan de winkel Edah toebehoren onder bedreiging van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp weggenomen."
d. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 3]:
"Ik werk als supermarktmanager bij de EDAH, gevestigd aan de Koldijksterraklaan (wijk Leidsche Rijn) te Utrecht. In mijn hoedanigheid ben ik bevoegd tot het doen van aangifte van strafbare feiten, gepleegd ten nadele van EDAH.
Op 8 oktober 2003, tussen ongeveer 07.00 uur en 07.30 uur, vond een gewapende overval plaats op het filiaal van de EDAH in de wijk Leidsche Rijn. Op dat moment waren er vier personeelsleden van de EDAH aanwezig. Mede onder dreiging met vuurwapens is het personeel gedwongen om de kluis, aanwezig in het kantoortje van de EDAH-vestiging, te openen en is het personeel gedwongen om geld en andere waardevolle bescheiden uit de kluis te nemen en aan de overvallers te geven.
In verband hiermee doe ik aangifte van diefstal van geweld of bedreiging met geweld en afpersing. De personeelsleden die overvallen waren zijn [slachtoffer 10], [slachtoffer 11] (het hof leest dat als [slachtoffer 9]), [slachtoffer 11] en [slachtoffer 12]. Uit de verhalen van genoemde personeelsleden heb ik begrepen dat plotseling drie gewapende en gemaskerde personen via de achterzijde van het filiaal de kantine binnenkwamen.
Inmiddels is door ons een onderzoek ingesteld met betrekking tot hetgeen door de overvallers is weggenomen tijdens de overval. Uit het zogenaamde kluisrapport blijkt dat aan contant geld in totaal Euro 10.435,25 is weggenomen. Voorts is mij gebleken dat er ter waarde van Euro 1400,= aan telefoonkaarten is weggenomen. Ook is gebleken dat alle sleutels van het filiaal (reserve-sleutels) zijn weggenomen. Tot slot zijn uit de kluis weggenomen zogenaamde "aanbieding-cheques" en "fout-retour boekjes".
e. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer 9]:
"Ik werk als hoofdcaissière in het filiaal van supermarkt EDAH, gevestigd aan de Koldijksterraklaan te Utrecht, wijk Leidsche Rijn. Vanochtend, 8 oktober 2003, was ik omstreeks 07.00 uur in het filiaal aanwezig. Wij, dat wil zeggen [slachtoffer 10] (het hof begrijpt: [slachtoffer 10]), [slachtoffer 11] (het hof begrijpt: [slachtoffer 11]), [slachtoffer 12] (het hof begrijpt: [slachtoffer 12]) en ik, zaten om 07.10 uur in de kantine toen ik plotseling zag dat vier gemaskerde mannen de kantine binnen liepen. Mogelijk waren het maar drie overvallers. Ik zag dat twee van deze drie of vier gemaskerde mannen een vuurwapen in de rechterhand vast hielden en de loop van die pistolen op ons richtten. Ik hoorde deze mannen roepen: "Overval, opstaan, opschieten, meekomen". 0ok zag ik dat de overvallers hun wapens op ons gericht hielden en dat zij [slachtoffer 10] en [slachtoffer 12] bij de arm vast pakten en mee namen vanuit de kantine het magazijn in. Vervolgens werden wij door de overvallers min of meer via het magazijn de winkel ingeduwd in de richting van het kantoor van de bedrijfsleider. Er werd steeds geroepen: "opschieten, opschieten". Ik zag dat [slachtoffer 11] een duw kreeg van een van de overvallers.
Het kantoor van de bedrijfsleider is voor in de winkel. Wij werden door de overvallers het kantoortje ingeduwd. Toen wij in het kantoortje waren geduwd hoorde ik de overvallers roepen: "Op je knieën zitten, niet kijken". Kort nadat wij geknield op de grond zaten hoorde ik één van de overvallers roepen": "Wie is de bedrijfsleider" en "Wie heeft de kluissleutel". Vervolgens werd ik door één van de overvallers gedwongen om op te staan, waarna ik door die overvaller buiten het kantoortje van de
bedrijfsleider werd geduwd. Ik werd door de overvaller in de richting van het kantoortje waar de kluis staat geduwd. Constant werd er geroepen: "Opschieten, opschieten". Ik ben samen met de overvaller het kantoortje van de kluis binnen gegaan. Ik heb vervolgens het sleutelkastje in dat kantoortje geopend, de kluissleutel gepakt en ik opende met die sleutel vervolgens de kluis. Ik moest van de overvaller het geld uit de kluis pakken en in een tas stoppen. Ik zag dat de overvaller een zwarte sporttas bij zich had. In die tas deed ik het geld wat ik uit de kluis moest pakken. Ook nu weer riep die overvaller steeds: "Opschieten, opschieten". Ook de overvaller pakte wat uit de kluis. Uiteindelijk zijn er vanuit de kluis één of twee geldlades, inhoudende kasgeld (wisselgeld), en de omzet van gisteren weggenomen. Ook twee mapjes waarin de omzet van gisteren zat en een sealbag met telefoonkaarten.
Nadat de kluis leeg was gehaald werd ik aan mijn arm omhooggetrokken en werd mij gezegd dat ik mee moest komen. Ik werd weer het kantoortje van de bedrijfsleider binnengeduwd. In het kantoor zag ik dat mijn collega's [slachtoffer 10], [slachtoffer 11] en [slachtoffer 12] nog geknield zaten. Ook zag ik dat hun handen op de rug waren vastgebonden met zogenaande tie-rips. Ik ben ook op mijn knieën gaan zitten en ook mijn handen werden op mijn rug vastgebonden met tie-rips."
f. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer 10]:
"[Slachtoffer 11], [slachtoffer 12], [slachtoffer 9] (het hof begrijpt [slachtoffer 9]) en ik waren in de kantine om koffie te drinken. Ik zag dat er een man binnenkwam met een zwarte bivakmuts op. Ik schrok enorm en ik zag dat de man een pistool vasthield. Ik hoorde de man zeggen: "Dit is een overval". Ik zag dat de loop van het pistool op mij gericht was. Op het volgende moment voelde ik dat er iets hards tegen mijn achterhoofd werd gedrukt door de man met de bivakmuts. De man vroeg steeds maar: "Waar is de chef, waar is de chef". Ik werd vervolgens aan mijn kleren naar voren getrokken en daarna geduwd en gedwongen in de richting van de kluisruimte te lopen. Ik voelde steeds dat er iets hards tegen mijn achterhoofd werd gedrukt. Toen wij voor in de winkel waren, in de bestelruimte naast de kluisruimte, zag ik dat er een tweede dader bij was. Ik hoorde dat er in de kluisruimte personen moesten zijn. Wij, [slachtoffer 12], [slachtoffer 11] en ik, werden door de twee daders gedwongen om op onze knieën te gaan zitten. Ik hoorde dat één van hen zei:" Op je knieën zitten. Naar beneden kijken". Ook zeiden zij dat wij onze handen op de rug moesten doen. Wij knielden op de vloer en ik voelde dat mijn handen op mijn rug werden vastgebonden met een tie-rip. De daders vroegen naar de sleutels van het kantoor. Ik zei dat de sleutels in mijn rechter broekzak zaten en ik voelde dat één van de daders deze uit mijn zak haalde."
g. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer 11]:
"Ik werk bij de EDAH, gevestigd aan de Koldijksterraklaan te Utrecht. Op 8 oktober 2003 omstreeks 07.05 uur waren [slachtoffer 10], [slachtoffer 12], [slachtoffer 9] en ik in de kantine. Ik zag drie gemaskerde mannen de kantine binnenlopen. Ik zag dat twee van die mannen een vuurwapen in de hand hadden. Ik hoorde één van die mannen zeggen: "Dit is een overval, meekomen". Ik zag dat [slachtoffer 10] van zijn stoel werd getrokken. Ik werd ook gedwongen om mee te lopen. Ik zag dat één van de mannen naar mij gebaarde met zijn pistool. Er werd een vuurwapen in mijn rug geduwd en daarbij werd gezegd dat we door moesten lopen. Onder het lopen vroeg één van de daders waar de chef was en verder zei hij dat we naar het kantoor moesten lopen. Onder het lopen vroeg één van de daders wie de kluissleutel had. [slachtoffer 9] moest vervolgens meelopen naar de kluis. Wij bleven in het kantoortje achter en moesten op onze knieën gaan zitten. De daders begonnen ons te boeien met tie-rips. Toen [slachtoffer 9] bij ons werd teruggebracht werd zij ook op haar rug geboeid met tie-rips."
h. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring [slachtoffer 12]:
"Op 8 oktober 2003 zat ik met [slachtoffer 9], [slachtoffer 10] en [slachtoffer 11] in de kantine koffie te drinken. Opeens stonden er drie mannen in de deuropening van de kantine. Ik zag dat twee van de drie mannen een pistool in hun handen hadden.
Ik zag dat de derde persoon tie-rips in zijn handen had. Ik hoorde één van hen roepen: "Dit is een overval". Terwijl ik een man naar [slachtoffer 10] zag lopen voelde ik een hand op mijn schouder. Ik zag dat de man die naar [slachtoffer 10] toeliep met zijn rechterhand een pistool op het achterhoofd van [slachtoffer 10] zette. Ik voelde dat de man die mijn schouder beetpakte, mij omhoog trok. Nadat ik was opgestaan voelde ik dat de man een pistool met zijn rechterhand in mijn zij drukte. Ik hoorde één van de overvallers zeggen: "Meekomen". Hierop zijn wij de kantine uit gelopen. Vervolgens moesten wij naar het kantoor van de bedrijfsleider lopen. Vervolgens zijn wij met ons vieren het kantoor binnengegaan. Ook twee overvallers kwamen het kantoor binnen. Ik hoorde de overvaller die als eerste naar binnen was gegaan zeggen: "Op jullie knieën". Ook hoorde ik deze overvaller zeggen: "Waar is de bedrijfsleider?" Ik zag dat de overvaller die de hele tijd sprak [slachtoffer 9] meenam het kantoor uit. Vervolgens zag ik dat een andere overvaller, die geen vuurwapen bij zich had een tie-rip om [slachtoffer 11] om zijn polsen doen. Ik voelde dat er bij mij ook een tie-rip om mijn polsen werd gedaan. Ik zag dat de overvaller, die wel een vuurwapen bij zich had en die mij in de kantine bij mijn schouder had gepakt, bij [slachtoffer 10] een tie-rip om zijn polsen deed. Nadat bij ons alle drie een tie-rip om de polsen zat hoorde ik een overvaller zeggen: "Blijf naar de grond kijken". Eindelijk zag ik [slachtoffer 9] ook het kantoor binnen komen. Ik zag dat [slachtoffer 9] op haar knieën ging zitten. Ik hoorde de overvaller die met [slachtoffer 9] naar de kluis was gelopen zeggen: "waar zijn de sleutels, geef me de sleutels". Ik hoorde [slachtoffer 10] zeggen: "Ik heb sleutels in mijn zak". Ik zag dat de overvaller de sleutels uit [slachtoffer 10]s rechter broekzak pakte."
i. een als bijlage bij een proces-verbaal van politie gevoegd geschrift, voor zover inhoudende een overzicht van telefoongesprekken gevoerd op 8 oktober 2003:
DATUM TIJD DUUR NAAM BELLER NAAM GEBELDE
08-OKT-03 5:38:48 0:00:36 [medeverdachte 1] [verdachte]
08-OKT-03 5:38:54 0:00:22 [medeverdachte 1] [verdachte]
08-OKT-03 5:38:57 0:00:22 [medeverdachte 1] [verdachte]
08-OKT-03 5:50:22 0:00:26 [medeverdachte 1] [verdachte]
08-OKT-03 5:50:24 0:00:16 [medeverdachte 1] [verdachte]
08-OKT-03 5:50:27 0:00:16 [medeverdachte 1] [verdachte]
08-OKT-03 6:05:01 0:00:25 [medeverdachte 1] [verdachte]
08-OKT-03 6:05:19 0:00:03 [medeverdachte 1] [verdachte]
08-OKT-03 6:05:39 0:00:16 [medeverdachte 1] [verdachte]
08-OKT-03 6:05:42 0:00:06 [medeverdachte 1] [verdachte]
08-OKT-03 6:05:45 0:00:05 [medeverdachte 1] [verdachte]
08-OKT-03 6:06:55 0:00:20 [medeverdachte 1] [verdachte]
08-OKT-03 6:06:56 0:00:13 [medeverdachte 1] [verdachte]
08-OKT-03 6:06:58 0:00:13 [medeverdachte 1] [verdachte]
08-OKT-03 7:10-7:20 Overval de Meern Edah
j. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar H.J.M. van Doorn, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Proces-verbaal van het door mij, technisch rechercheur, ingesteld onderzoek in perceel Koldijksterraklaan 231 te Utrecht. Op 8 oktober 2003 vond een gewapende overval plaats op het filiaal van de Edah, gevestigd aan de Koldijksterraklaan 231 te Utrecht. In het perceel werden verschillende aanwezige personeelsleden door de daders verzameld. Uit de bestelruimte werden de handset van de draadloze telefoon weggenomen. Van de bedrijfsleider werden de sleutels afgenomen. Door mij werden de daarvoor in aanmerking komende plaatsen op aanwezigheid van sporen onderzocht. Hierbij trof ik in het magazijn, nabij de deur naar buiten, de draadloze telefoon en de sleutels van de bedrijfsleider aan. Hiervan werden geurmonsters veiliggesteld. De hieronder genoemde sporen werden overgebracht naar de afdeling Technische recherche van de politieregio Utrecht:
spoornummer: PL0913/03-343856/9/6
spoortype: sorteermateriaal
spooromschrijving: geur
veiliggesteld: geurdoek
vindplaats: sleutels bedrijfsleider
bijzonderheden: door daders gebruikt
spoornummer: PL0913/03-343856/9/8
spoortype: sorteermateriaal
spooromschrijving: geur
veiliggesteld: geurdoek
vindplaats: vanaf telefoon"
k. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaren S. Brugman en J.H. de Haas, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten dan wel van een van hen:
"Op 11 maart 2004 werd door mij, S. Brugman africhter / geleider, tevens brigadier van politie, werkzaam bij Korps landelijke politiediensten, een geuridentificatieproef uitgevoerd met de speurhond Iggy. Met de hond Iggy haalde ik op 16 mei 2002 een certificaat Politie speurhond menselijke geur, Identificatie taak, certificaatnummer 03/02. De geuridentificatieproef werd uitgevoerd in de daartoe bestemde ruimte van de afdeling speurhonden te Nunspeet, op verzoek van de regiopolitie Utrecht. Als gecertificeerd helper was ik, J.H. de Haas, buitengewoon opsporingsambtenaar, akte van beëdiging 4107865/0/Asd, werkzaam bij de Dienst levende have politie van het Korps landelijke politiediensten, bij de proef betrokken.
CONCLUSIE:
Gezien het gedrag en de werkwijze van Iggy bleek mij, BRUGMAN, dat Iggy geurovereenkomst waarnam tussen, het corpus delicti (geurmonsters sleutels 9/6 en telefoon 9/8 (het hof begrijpt de hiervoor onder bewijsmiddel 9 (het hiervoor onder j genoemde bewijsmiddel) genoemde geurmonsters)), en de geurdragers welke waren vastgehouden door de verdachte: [medeverdachte 1] (het hof leest: [medeverdachte 1]).
De geuridentificatieproef is uitgevoerd volgens de voorschriften, genoemd in supplement 2 van het Keuringsregelement Politiespeurhond menselijke geur (sept 1997)."
l. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar H.A. de Wit, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant (weergave van een telefoongesprek):
"Er is communicatie tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] op 26 december 2003 opgenomen en afgeluisterd. In dit gesprek bespreken beide verdachten een groot aantal overvallen, onder meer een overval op een Edah gepleegd op 17 december 2003 te Veldhoven. Hieronder wordt een gedeelte uit dit gesprek letterlijk weergegeven.
S= [medeverdachte 1] en R= [verdachte].
S. Ja.
R. Wij hebben pas geleden ook eentje gedaan.
S: Wat?
R: E'tje.
S: Edah, met wie?
R: Met [mededader 1], met [mededader 2] (het hof begrijpt dat met [mededader 1] wordt bedoeld [mededader 1] en dat met [mededader 2] wordt bedoel [mededader 2]).
S: Waar?
R:80 kilometer hier vandaan.
R: Liggen zo, op de grond. Acht man. Opeens, een man was bezig met porto. [Mededader 2] zegt: "Ja, er komt nu een man". Hij zegt zo "trek hem naar binnen". Opeens, die man, hij doet de deur open, ik pak en trek die deur, hij pakt hem zo, hij wil gaan schreeuwen, die man en toef, op de grond. Woelah, echt he, weet je hoe mooi? Echt, die kassala als we die verleden keer hadden gepakt, weet je, daar zat het meeste geld in he? Stapels van vijftig.
S: En heb je niet een bruine mapje gevonden met cash briefgeld?
R: Ik heb een mapje gevonden, zat misschien zo'n stapeltjes vijftigjes in. Alleen in die kassa's hebben we doekoe als de kanker gepakt. Woelah, in die kassa's waren alleen maar doekoe.
S: Luister, aan niemand vertellen, woelah.
R: Nee, niemand weet, alleen jij en [...] heb ik het verteld. We zijn al, je weet toch, en eh, weet je, we wouden ook nog eentje gaan doen op een C'tje en ik ga nu een R'tje doen (hij lacht)."
m. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 27 mei 2005, voor zover inhoudende:
"Ik word ook wel "rat" of "ratje" genoemd. Ik word ook wel "spanjaard" genoemd. (...)
Met "doekoe" bedoel ik geld. Met "C-tje" en "R-tje" bedoel ik de C-1000 en de Rabobank."
n. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer 9]:
"Ik begrijp van u dat u een vraag heeft omtrent de twee mapjes met geld die tijdens de overval uit de kluis zijn weggenomen. Het betreffen twee mapjes ter grootte van een toilettas, ongeveer 25 cm bij 15 cm en voorzien van een rits. Ik weet niet welke kleur de weggenomen mapjes waren. In die mapjes heb ik de dag voor de overval de dagopbrengst van die dag gedaan. Het geldbedrag bestond voornamelijk uit briefgeld."
De onder a, b en c genoemde bewijsmiddelen heeft het Hof in het bijzonder gebruikt ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde en de overige bewijsmiddelen in het bijzonder ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde.
3.2.3. Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring nog het volgende overwogen:
"Ter terechtzitting heeft de raadsman betoogd, dat verdachte moet worden vrijgesproken van het hem onder 2 tenlastegelegde, omdat verdachtes betrokkenheid bij het tenlastegelegde slechts kan blijken uit de telefooncontacten die op 8 oktober 2003 tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] hebben plaatsgevonden.
Het hof is van oordeel dat de door verdachte bepleite vrijspraak wordt weersproken door de bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van die, van de lezing van verdachte afwijkende, bewijsmiddelen te twijfelen."
3.2.4. In de aanvulling op het verkorte arrest als bedoeld in art. 365a, tweede lid, Sv heeft het Hof de volgende overweging inzake het bewijs opgenomen:
"Het hof leidt uit de hiervoor onder 4 tot en met 11 (hiervoor weergegeven als de onder d tot en met n genoemde bewijsmiddelen) genoemde bewijsmiddelen, in onderling verband beschouwd, af dat verdachte een zodanig frequent telefooncontact heeft gehad met [medeverdachte 1], op voorts een zodanig ongebruikelijk tijdstip van de dag, direct voorafgaand aan de overval, terwijl de modus operandi in die overval gelijkenis vertoont met de door verdachte bekende overval, dat het hof vaststelt dat verdachte betrokken is geweest bij het plegen van het onder 2 bewezenverklaarde feit."
3.3. Uit de gebezigde bewijsmiddelen kan de bewezenverklaarde betrokkenheid van de verdachte bij de onder 2
bewezenverklaarde feiten niet zonder meer volgen. De door het Hof in zijn hiervoor onder 3.2.4 weergegeven nadere bewijsoverweging genoemde omstandigheden vormen onvoldoende grond om die betrokkenheid te kunnen aannemen.
3.4. Het middel is terecht voorgesteld.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 2 tenlastegelegde en de strafoplegging;
Wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
Verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 23 januari 2007.