ECLI:NL:HR:2007:AZ3305

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
00876/06 P
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • A.J.A. van Dorst
  • H.A.G. Splinter-van Kan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de uitspraak inzake profijtontneming en herbeoordeling van voordeel bij mededaders

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 januari 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene, die in 1961 is geboren en woonachtig is in [woonplaats]. De Hoge Raad vernietigt de eerdere uitspraak van het Hof, waarin de betrokkene werd verplicht tot betaling van een bedrag van € 937.174,35 aan de Staat. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof onvoldoende heeft gemotiveerd hoe het voordeel is toegerekend aan de betrokkene en zijn mededaders. De conclusie van de Advocaat-Generaal Machielse, die pleitte voor vernietiging van de uitspraak en verwijzing naar een aangrenzend Hof, wordt gevolgd. De Hoge Raad benadrukt dat bij de schatting van het voordeel rekening moet worden gehouden met de rol van de medeplichtige en dat een pondspondsgewijze verdeling niet zonder meer kan worden toegepast zonder nadere motivering. De zaak wordt terugverwezen naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor herbeoordeling, waarbij ook de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase in acht moet worden genomen. De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtspraktijk, vooral in zaken die betrekking hebben op profijtontneming en de toerekening van voordeel aan meerdere betrokkenen.

Uitspraak

16 januari 2007
Strafkamer
nr. 00876/06 P
AG/CAW
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 18 februari 2005, nummer 20/000974-02, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1961, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een uitspraak van de Rechtbank te 's-Hertogenbosch van 20 maart 2002 - de betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 937.174,35.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft mr. R. Zilver, advocaat te Nieuwegein, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot verwijzing van de zaak naar een aangrenzend Hof teneinde op het bestaande beroep - met inachtneming van het door de Hoge Raad te wijzen arrest - opnieuw te worden berecht en afgedaan. De conclusie is aan dit arrest gehecht.
3. Beoordeling van het tweede middel
3.1. Het middel klaagt dat de schatting door het Hof van het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel ontoereikend is gemotiveerd omdat het voordeel is toegerekend aan twee personen terwijl dat aan drie personen had moeten worden toegerekend.
3.2. Op de gronden vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 4.2 tot en met 4.13 is het middel terecht voorgesteld.
4. Beoordeling van het vierde middel
4.1. Het middel behelst de klacht dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden.
4.2. De betrokkene heeft op 4 maart 2005 is beroep in cassatie ingesteld. De stukken zijn op 24 maart 2006 ter griffie van de Hoge Raad binnengekomen. Dit brengt mee dat de redelijke termijn is overschreden. Het middel is dus terecht voorgesteld. De rechter naar wie de zaak zal worden teruggewezen, zal in geval van oplegging van een betalingsverplichting die overschrijding daarbij dienen te betrekken.
5. Slotsom
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het eerste middel en het derde middel geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak;
Wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 16 januari 2007.