ECLI:NL:HR:2007:AZ3291
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het hoger beroep in strafzaken en de tijdigheid van de appel
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 januari 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was eerder veroordeeld door de Politierechter in de Rechtbank te Rotterdam voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, en had hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling. Het Hof had de verdachte echter niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep, omdat hij niet tijdig had geappelleerd. De verdachte had zijn hoger beroep pas op 22 augustus 2005 ingesteld, terwijl hij binnen veertien dagen na de uitspraak van de Politierechter op 15 juni 2005 in hoger beroep had moeten komen. De Hoge Raad oordeelde dat de opvatting dat de rechter in hoger beroep er zonder meer van moet uitgaan dat het appel tijdig is ingesteld, onjuist is. De Hoge Raad bevestigde de beslissing van het Hof en oordeelde dat het middel van de verdachte niet slaagde. De Hoge Raad concludeerde dat er geen gronden waren voor cassatie en verwierp het beroep.