ECLI:NL:HR:2007:AZ3162
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- L. Monné
- C.J.J. van Maanen
- C. Schaap
- A.H.T. Heisterkamp
- Rechtspraak.nl
Cassatie over kosten in verband met derdenbeslag en invordering door de Ontvanger
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 oktober 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De zaak betreft de kosten die aan belanghebbende, een besloten vennootschap, in rekening zijn gebracht voor de betekening van dwangbevelen tot betaling van navorderingsaanslagen. Op 20 december 2002 werd belanghebbende een bedrag van € 2762 aan kosten opgelegd, welke beslissing door de Ontvanger werd gehandhaafd na administratief beroep. Belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat het beroep gegrond verklaarde en de uitspraak van de Ontvanger vernietigde. De Staatssecretaris van Financiën stelde hiertegen cassatie in.
De Advocaat-Generaal R.E.C.M. Niessen concludeerde op 14 november 2006 tot gegrondverklaring van het beroep in cassatie en vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte had geoordeeld dat het derdenbeslag door de Ontvanger aan de uitvoering van de belastingschulden in de weg stond. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie gegrond, vernietigde de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, en verklaarde het beroep tegen de uitspraak van de Ontvanger ongegrond.
De Hoge Raad benadrukte dat een derdenbeslag op een banksaldo niet in de weg hoeft te staan aan de mogelijkheid voor de rekeninghouder om de bank te verzoeken het bedrag van de belastingschulden te betalen aan de beslaglegger. De uitspraak van het Hof kon niet in stand blijven, en de Hoge Raad besloot de zaak zelf af te doen zonder verdere proceskostenveroordeling.